Besluit videoconferentie
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 2. Oorspronkelijk art. 4 vernummerd tot art. 6. Het hoofdstukopschrift is ingevoegd. Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Wet van 16-07-2005, Stb. 388.
- Bronpublicatie:
27-11-2006, Stb. 2006, 610 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2006, Stb. 2006, 609 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
1.
Het systeem door middel waarvan videoconferentie wordt toegepast, is zodanig ingericht dat:
- a.
de betrokken personen een natuurgetrouwe weergave krijgen van hetgeen zich in de andere ruimte afspeelt;
- b.
overleg kan worden gevoerd zonder dat dit voor derden hoorbaar is;
- c.
stukken kunnen worden uitgewisseld, en
- d.
het systeem is beveiligd tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking;
- e.
het systeem aan de internationale standaarden voldoet indien de videoconferentie plaatsvindt met een persoon die zich buiten Nederland bevindt.
2.
Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere eisen worden gesteld aan het systeem, bedoeld in het eerste lid.