Einde inhoudsopgave
Besluit Deelnemingsvrijstelling
2.11.2.2 Onderlinge vorderingen en schulden; dubbeltellingen
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2024
- Bronpublicatie:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Inwerkingtreding
21-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Voor de toepassing van de bezittingentoets van artikel 13, elfde lid, onderdeel b, Wet Vpb worden de bezittingen van een deelneming en haar (on)middellijke dochters – naar rato van het belang – bij elkaar opgeteld. Hierbij blijven de passiva dus buiten aanmerking. Als echter een geldbedrag in meerdere schakels van een concern wordt doorgeleend, kan dit – ook na de toepassing van artikel 13, vijftiende lid, Wet Vpb – leiden tot dubbeltellingen. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de toe te rekenen vorderingen van een (on)middellijke dochter niet tot de bezittingen worden gerekend, voor zover deze (on)middellijke dochter tegenover deze vordering een schuld heeft aan het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden of aan een lichaam waarvan de bezittingen worden toegerekend aan het lichaam waarin de deelneming wordt gehouden. Na toepassing van deze goedkeuring blijft bij een dergelijke doorlening één vordering op de toerekeningsbalans over. Deze vordering wordt aangemerkt als een vrije belegging. Deze goedkeuring geldt slechts als de tegenover elkaar staande doorgeleende vorderingen en schulden door de hele schakel heen in de betreffende jurisdicties zowel civiel- als fiscaalrechtelijk als vreemd vermogen kwalificeren.