Garantiewet Militairen K.N.I.L.
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 27-09-1958. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 21-07-1951
- Bronpublicatie:
04-08-1958, Stb. 1958, 437 (uitgifte: 01-01-1958, kamerstukken: 3968 )
- Inwerkingtreding
27-09-1958, terugwerkend tot: 21-07-1951
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-08-1958, Stb. 1958, 437 (uitgifte: 01-01-1958, kamerstukken: 3968 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Met inachtneming van hetgeen hierna in deze wet is bepaald garandeert het Rijk:
- a.
aan de militairen:
de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun uit hoofde van de door hen na 26 December 1949 bij het voormalige Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger verrichte dienst toekwamen volgens de op die datum geldende regelingen;
- b.
aan de militairen, behorende tot de in artikel 1, onder I, sub a, bedoelde groep:
bij ontslag overeenkomstig artikel 38 van de ‘Regelingen betreffende militaire aangelegenheden’, II, Hoofdstuk V, gehecht aan de Overgangsovereenkomst, behorende bij de Mantelresolutie der Ronde Tafel Conferentie, de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke zijn vervat in genoemd Hoofdstuk V;
- c.
aan de gewezen militairen:
de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun op grond van het hun verleende ontslag uit de dienst bij het voormalige Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger volgens de ten tijde van dat ontslag van kracht zijnde regelingen toekomen.
2.
Onverminderd de verplichting tot toekenning en voldoening van weduwenpensioenen, wezenonderstanden en daarmede in aard overeenkomende uitkeringen, waartoe het Rijk uit anderen hoofde rechtstreeks gehouden is, garandeert het Rijk aan de nagelaten betrekkingen, behoudens en met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen, de voldoening van alle rechten en aanspraken, welke hun volgens de ten tijde van het overlijden van kracht zijnde regelingen toekomen, met dien verstande, dat de garantie voor de nagelaten betrekkingen van hem, die na 26 December 1949 is of zal zijn overleden, de voldoening van alle rechten en aanspraken omvat, welke hun bij toepassing van de terzake op 26 December 1949 van kracht zijnde regelingen toekomen.
3.
Aan de beroepsmilitairen, die op de in het eerste lid, onder b, bedoelde wijze zijn ontslagen zonder recht op pensioen, alsmede aan hun gezinsleden, garandeert het Rijk vrij vervoer naar Nederland op redelijke voorwaarden, indien zij op het tijdstip van dat ontslag voldeden aan de voorwaarden, welke voor aanspraak op verlof in Europa zijn omschreven in artikel 2, onder a en b en artikel 3, onder a en b, van het Buitenlandsch verlofreglement voor officieren en onderofficieren, met dien verstande, dat beslissingen over de aanwezigheid van bijzondere belangen in Europa worden genomen door de commissie.
Onder gezinsleden worden voor de toepassing van dit lid verstaan de leden van een gezin, omschreven in artikel 2 van het Koninklijk besluit van 22 Juni 1916 (Indisch Stb. 605), zoals dit luidde op 26 December 1949. In bijzondere gevallen kunnen door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën ook andere personen als gezinsleden worden aangemerkt.
4.
Op verzoek van betrokkene kan Onze Minister beslissen, dat in de gevallen, waarin recht bestaat op vrije overtocht naar Nederland ten laste van het Rijk, in plaats van die vrije overtocht ten laste van het Rijk een geldelijke uitkering aan betrokkene wordt toegekend.