Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 513 Macroprudentiële regels
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 27-06-2019.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/876)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Commissie toetst uiterlijk op 30 juni 2022, en nadien om de vijf jaar, na raadpleging van het ESRB en de EBA, of de macroprudentiële regels in deze verordening en in Richtlijn 2013/36/EU afdoende zijn om systeemrisico's in sectoren, regio's en lidstaten te ondervangen, onder meer door te beoordelen:
- a)
of het actuele macroprudentiële instrumentarium in deze verordening en in Richtlijn 2013/36/EU doeltreffend, doelmatig en transparant is;
- b)
of de dekking en de mogelijke mate van overlapping tussen verschillende macroprudentiële instrumenten voor het ondervangen van gelijksoortige risico's in deze verordening en in Richtlijn 2013/36/EU toereikend zijn en of er, in voorkomend geval, nieuwe macroprudentiële regels moeten worden voorgesteld;
- c)
hoe de wisselwerking tussen internationaal overeengekomen standaarden voor systeemrelevante instellingen en de bepalingen van deze verordening en van Richtlijn 2013/36/EU functioneert, en of er, in voorkomend geval, nieuwe, op die internationaal overeengekomen standaarden afgestemde regels moeten worden voorgesteld;
- d)
of er andere soorten instrumenten, zoals lenergebaseerde instrumenten, aan de macroprudentiële instrumenten waarin deze verordening en Richtlijn 2013/36/EU voorzien, moeten worden toegevoegd om de kapitaalgebaseerde instrumenten aan te vullen en een geharmoniseerd gebruik van de instrumenten in de interne markt mogelijk te maken, ermee rekening houdend of geharmoniseerde definities van deze instrumenten en rapportage over de desbetreffende gegevens op Unieniveau een voorwaarde zijn voor de invoering van deze instrumenten;
- e)
of het in artikel 92, lid 1 bis bedoelde hefboomratiobuffervereiste ook moet gelden voor systeemrelevante instellingen die geen MSI zijn, of de ijking daarvan anders dan die voor MSI's moet zijn, en of de ijking daarvan moet afhangen van de mate van systeemrelevantie van de instelling;
- f)
of de huidige vrijwillige wederkerigheid van macroprudentiële maatregelen in verplichte wederkerigheid moet worden omgezet, en of het huidige ESRB-kader voor vrijwillige wederkerigheid daar een geschikte basis voor is;
- g)
hoe de relevante Uniale en nationale macroprudentiële autoriteiten kunnen worden toegerust met instrumenten om nieuwe opkomende systeemrisico's aan te pakken die voortvloeien uit blootstellingen van kredietinstellingen aan de niet-bankensector, voornamelijk derivaten- en effectenfinancieringstransactiemarkten, de sector vermogensbeheer en het verzekeringswezen.
2.
Op basis van de raadpleging van het ESRB en de EBA dient de Commissie uiterlijk op 31 december 2022, en nadien om de vijf jaar, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de in lid 1 bedoelde beoordeling, in voorkomend geval vergezeld van een wetgevingsvoorstel.