Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 28
Geldend
Geldend vanaf 24-07-2012
- Bronpublicatie:
17-07-2012, Stcrt. 2012, 15407 (uitgifte: 23-07-2012, regelingnummer: IENM/BSK-2012/109521)
- Inwerkingtreding
24-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2012, Stcrt. 2012, 15407 (uitgifte: 23-07-2012, regelingnummer: IENM/BSK-2012/109521)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
1.
Een waterluchthaven en het gebruik hiervan voldoen, onverminderd het bepaalde in § 2, aan de volgende eisen:
- a.
in het betreffende watergebied is een baan geprojecteerd met een lengte van ten minste 1000 meter;
- b.
een start of een landing wordt alleen uitgevoerd indien de golfhoogte dit toelaat en zich in de geprojecteerde baan geen personen en vaartuigen bevinden;
- c.
het gelijktijdig landen en starten door meerdere watervliegtuigen op en van de luchthaven is niet toegestaan;
- d.
de luchthaven is zodanig gelegen dat in het verlengde van de baan geen obstakels steken door een denkbeeldig vlak dat met de breedte van de baan als basis, oploopt met een helling van 1:20 (hoogte:afstand) en divergeert met 10% tot op een afstand van 900 meter van de baan;
- e.
de luchthaven is zodanig gelegen dat ter weerszijden van de baan geen obstakels steken door een denkbeeldig vlak dat met de lengte van de baan als basis, oploopt met een helling van 1:5 (hoogte:afstand) tot een afstand van 150 meter.
2.
Artikel 22, eerste lid, onderdeel c, onder 4, is niet van toepassing op een luchthaven als bedoeld in het eerste lid.
3.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een terrein voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik dat gebruikt wordt door een watervliegtuig.