Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2022
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is van toepassing: a. in Nederland: voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin deze wijziging in werking is getreden; b. in de Bondsrepubliek Duitsland: aa. in het geval van belastingen geheven aan de bron, ter zake van bedragen betaald op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin deze wijziging in werking treedt; bb in het geval van andere belastingen, ter zake van belastingen geheven over tijdvakken beginnend op of na 1 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin deze wijziging in werking treedt.
- Bronpublicatie:
24-03-2021, Trb. 2021, 43 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
31-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2022, Trb. 2022, 61 (uitgifte: 12-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen ondertekend op 12 april 2012
Het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland zijn in aanvulling op het Verdrag van 12 april 2012 tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend bestanddeel vormen van voornoemd Verdrag:
I
Met betrekking tot het Verdrag in zijn geheel
- 1.
Het is wel te verstaan dat het recht van de Europese Unie voorrang heeft boven de bepalingen van het Verdrag.
- 2.
In het geval dat een bestanddeel van het inkomen, een voordeel of vermogenswinst wordt verkregen door tussenkomst van een persoon die fiscaal transparant is krachtens de wetgeving van een van beide verdragsluitende staten, wordt dat bestanddeel, voordeel of die vermogenswinst geacht te zijn verworven door een inwoner van een staat voor zover dat bestanddeel, voordeel of die vermogenswinst voor de toepassing van de belastingwetgeving van die staat wordt behandeld als het inkomen, voordeel of de vermogenswinst van een inwoner.
In andere situaties waarin entiteiten door een van de verdragsluitende staten transparant worden geacht en door de andere niet-transparant en dit leidt tot dubbele belasting of belasting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, zoeken de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten naar oplossingen krachtens artikel 25 teneinde dubbele belasting of belasting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag te vermijden en tegelijkertijd te voorkomen dat, louter als gevolg van de toepassing van het Verdrag, inkomen (gedeeltelijk) niet aan belasting onderworpen is. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen dergelijke onderling overeengekomen oplossingen bekendmaken.
II. Ad artikel 4
Het is wel te verstaan dat een persoon, anders dan een natuurlijke persoon, geacht wordt in Nederland aan belasting te zijn onderworpen indien de persoon voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 inwoner is van Nederland, mits het door die persoon verworven inkomen krachtens de Nederlandse belastingwetgeving wordt behandeld als inkomen van die persoon en niet als het inkomen van de begunstigden, leden of participanten van of in die persoon.
Niettegenstaande de voorgaande volzin is een persoon geen inwoner van Nederland indien die persoon in Nederland slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in Nederland.
III. Ad artikel 5, derde lid
Indien een onderneming van een verdragsluitende staat plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden in de andere staat exploiteert, wordt het volgende in aanmerking genomen bij de berekening van de duur van twaalf maanden:
- 1.
de regel van twaalf maanden is van toepassing op elke afzonderlijke plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden;
- 2.
afzonderlijke plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden kunnen als een eenheid worden beschouwd indien ze commercieel en geografisch met elkaar verbonden zijn;
- 3.
plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden die namens verschillende opdrachtgevers worden geëxploiteerd kunnen over het algemeen worden beschouwd als afzonderlijke plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden, tenzij ze commercieel een eenheid vormen;
- 4.
verschillende plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden die namens een opdrachtgever worden geëxploiteerd worden als een eenheid behandeld indien ze worden geëxploiteerd op basis van een uniforme overeenkomst en er een geografisch verband bestaat;
- 5.
indien plaatsen van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of installatiewerkzaamheden namens een opdrachtgever worden geëxploiteerd op basis van diverse overeenkomsten, worden deze werkzaamheden bij elkaar opgeteld indien ze commercieel en geografisch met elkaar verbonden zijn en de opdrachten tegelijkertijd of na elkaar worden uitgevoerd zonder merkbare onderbrekingen van de werkzaamheden.
IV. Ad artikelen 5, 6, 7 en 13
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende staat op wiens zeebodem en de ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
V. Ad artikel 7
Indien een vaste inrichting in een verdragsluitende staat van een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdragsluitende staat wordt omgezet in een lichaam in overeenstemming met het recht van de eerstgenoemde verdragsluitende staat, wordt de onttrekking van de beloning door de natuurlijke persoon vanaf het tijdstip van de intentie tot omzetting (‘Vorgründungsgesellschaft’, ‘voorperiode’ of ‘voor-voor periode’) tot het tijdstip waarop aan alle wettelijke voorwaarden voor de oprichting van het lichaam is voldaan, aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 7.
VI. Ad artikelen 7, 17 en 21
1
Het is wel te verstaan dat niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 17 en 21 elke beloning genoemd in het Besluit van het Europees Parlement 2005/684/EG, Euratom, d.d. 28 september 2005, of de opvolger(s) daarvan, houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement, en verkregen door een lid of een voormalig lid van het Europees Parlement slechts belastbaar is in de verdragsluitende staat waarin dit lid of voormalige lid is gekozen.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op pensioenen die op grond van de in het eerste lid genoemde verordening worden toegekend aan de echtgenoot, de partner of kinderen van het lid of voormalige lid van het Europees Parlement.
3
De voorgaande leden beletten Nederland niet rekening te houden met de voornoemde beloningen teneinde de persoonlijke tegemoetkomingen en voordelen, heffingskortingen, verminderingen en aftrekken en inkomensgerelateerde regelingen te berekenen.
VII. Ad artikelen 8, 13, 14 en 21
1
Voor de toepassing van de artikelen 8, 13, 14 en 21 wordt de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V. (KLM N.V.) zo lang Nederland de uitsluitende heffingsbevoegdheid heeft ter zake van de onderneming van KLM N.V. uit hoofde van het tussen Nederland en Frankrijk gesloten belastingverdrag, geacht haar plaats van de werkelijke leiding in Nederland te hebben.
2
Het bepaalde in het eerste lid is eveneens van toepassing indien de luchtvervoeractiviteiten van de huidige KLM N.V. geheel of grotendeels zouden worden voortgezet door een andere persoon. Die persoon zal geacht worden inwoner van Nederland te zijn.
VIII. Ad artikel 10
1
Een pensioenfonds is een pensioenregeling met rechtspersoonlijkheid die
- a.
namens een of meer werkgevers pensioenen op kapitaalbasis uitkeert aan werknemers,
- b.
niet, in alle beoogde gevallen van recht op uitkering, het bedrag van de uitkeringen of het bedrag van de toekomstige voor deze uitkeringen te betalen bijdragen garandeert door middel van op verzekeringen gelijkende waarborgen,
- c.
werknemers een rechtstreeks recht toekent op voordelen uit het pensioenfonds, en
- d.
verplicht is het volgende te verstrekken:
- aa.
levenslange ouderdomspensioenen ten behoeve van werknemers of voormalige werknemers ( ‘ouderdomspensioen’);
- bb.
voordelen ten behoeve van de partner of echtgenoot na het overlijden van de werknemer (‘partnerpensioen’);
- cc.
voordelen ten behoeve van kinderen na het overlijden van de werknemer (‘wezenpensioen’);
- dd.
voordelen in verband met arbeidsongeschiktheid (‘arbeidsongeschiktheidspensioen’);
- ee.
voordelen uit hoofde van een regeling voor vervroegde uittreding (‘regeling voor vervroegde uittreding’ of ‘prepensioenregeling’); of
- ff.
tijdelijke voordelen voor werknemers en voormalige werknemers ter compensatie voor socialezekerheidspensioenen of premies tot de leeftijd van 65 jaar (‘overbruggingspensioen’);
- e.
bij haar werkzaamheden onderworpen is aan toezicht.
2
Een pensioenfonds zoals omschreven in het eerste lid hierboven dat inwoner is van Nederland heeft uitsluitend recht op de voordelen van het Verdrag, indien aan het eind van het voorgaande belastingjaar ten minste 75 percent van zijn belanghebbenden, leden of deelnemers natuurlijke personen zijn die inwoner zijn van Nederland of inwoner zijn van Duitsland en recht hebben op voordelen uit het pensioenfonds ter zake van diensten verleend aan een werkgever die inwoner is van Nederland.
3
Pensioenfondsen die inwoner zijn van Nederland overleggen op verzoek bewijs dat aan de daarin omschreven voorwaarden voor de procedures voor teruggave en vrijstelling van Duitse belastingen is voldaan.
4
Beide verdragsluitende staten bevestigen bereid te zijn tot onderhandeling ten behoeve van aanpassing van artikel 10 indien de Bondsrepubliek Duitsland de belastingheffing van pensioenregelingen verlaagt.
5
De voorgaande leden, in het bijzonder het gebruik van de termen ‘werkgevers’ en ‘werknemers’, mogen niet zodanig worden verstaan dat een pensioenregeling die pensioenen in verband met de uitoefening van een vrij beroep verstrekt niet als een pensioenfonds zal worden aangemerkt.
IX. Ad artikelen 10 en 11
Niettegenstaande het bepaalde in de artikelen 10 en 11 van dit Verdrag mogen dividenden en interest worden belast in de verdragsluitende staat waaruit zij afkomstig zijn, en volgens het recht van die staat,
- a.
indien zij afkomstig zijn van rechten of schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst, met inbegrip van inkomsten verkregen door een stille vennoot (‘stiller Gesellschafter’) wegens zijn deelname als zodanig, of uit een lening met een rentepercentage gekoppeld aan de winst van de schuldenaar (‘partiarisches Darlehen’) of uit obligaties met winstdeling (‘Gewinnobligationen’) in de zin van de belastingwet van de Bondsrepubliek Duitsland en
- b.
op voorwaarde dat zij aftrekbaar zijn bij het vaststellen van de winst van de schuldenaar van dat inkomen.
Deze bepaling is niet van toepassing op converteerbare obligaties noch op het deel van het inkomen uit rechten of schuldvorderingen dat geen recht geeft op een aandeel in de winst.
X. Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
XI. Ad artikel 12
Indien de reikwijdte van de ‘Nederlandse innovatiebox’ wordt uitgebreid tot wetenschappelijk werk dat niet zelf is ontwikkeld, treden Nederland en de Bondsrepubliek Duitsland met elkaar in overleg teneinde vast te stellen of wijziging van dit artikel vereist is.
XII. Ad artikelen 14, 15, 16 en 18
1
Een natuurlijke persoon die inwoner is van Nederland en inkomen, beloningen of voordelen verkrijgt uit de Bondsrepubliek Duitsland die volgens de artikelen 14, 15, 16 en het eerste lid van artikel 18 in de Bondsrepubliek Duitsland mogen worden belast, kan kiezen voor een vermindering van belasting toegekend door Nederland voor zover het totaalbedrag van de verschuldigde Nederlandse en Duitse belasting, tezamen met de bedragen van de door de desbetreffende inwoners verschuldigde premies voor de Nederlandse volksverzekeringen of daarmee vergelijkbare bijdragen en premies die op grond van de Duitse regelgeving inzake sociale zekerheid verschuldigd zijn, hoger is dan het bedrag aan Nederlandse belasting en premies volksverzekeringen in Nederland die van hen zouden zijn geheven, indien dat inkomen, die beloningen of die voordelen afkomstig zouden zijn geweest uit Nederland en Nederland ter zake van dat inkomen, die beloningen of die voordelen van hen belastingen en premies volksverzekeringen zou hebben geheven.
Deze compensatie wordt gerealiseerd door de door de desbetreffende inwoners verschuldigde Duitse belasting, bijdragen en premies over hun inkomen, beloningen en voordelen op grond van de Duitse regelgeving ter zake van sociale zekerheid, voor zover deze bijdragen en premies vergelijkbaar zijn met de premies uit hoofde van de Nederlandse algemene sociale verzekeringen, aan te merken als ingehouden Nederlandse loonbelasting en de Duitse belasting, bijdragen en premies te verrekenen met de in Nederland verschuldigde belasting en premies volksverzekeringen.
2
De bevoegde autoriteiten regelen in onderlinge overeenstemming in welke mate de bijdragen en premies op grond van de regelgeving in Nederland ter zake van volksverzekeringen en bijdragen en premies op grond van de Duitse regelgeving ter zake van sociale zekerheid vergelijkbaar zijn voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel.
XIII. Ad artikel 17
1
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking „socialezekerheidspensioen” mede omvat:
- a.
in het geval van Nederland:
- aa.
elk bedrag betaald krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW);
- bb.
elk bedrag betaald krachtens de Algemene nabestaandenwet (Anw);
- b.
in het geval van de Bondsrepubliek Duitsland:
- aa.
elk bedrag betaald door de federale en regionale instellingen van de „Deutsche Rentenversicherung” en de „Landwirtschaftliche Alterskasse”;
- bb.
elk bedrag betaald krachtens een pensioenregeling voor vrije beroepen („berufsständische Versorgungseinrichtung”);
dat periodiek betaalbaar is op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van de betalingen en dat beschouwd wordt als een lijfrente of soortgelijke uitkering volgens artikel 22, nummer 1, derde volzin, van de Wet inkomstenbelasting (Einkommensteuergesetz).
2
Het is wel te verstaan dat de drempel van 15.000 euro in het tweede lid van artikel 17 verwijst naar het totaal van de brutobedragen van alle soorten uitkeringen waarop het tweede lid van artikel 17 van toepassing is.
3
De bepalingen van artikel 17, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op „Elterngeld” dat door de Bondsrepubliek Duitsland aan een inwoner van Nederland wordt betaald.
XIV. Ad artikelen 17 en 18
Een pensioen afkomstig uit Nederland valt onder de reikwijdte van artikel 18, tweede lid, voor zover de aanspraak op dit pensioen is opgebouwd in het kader van diensten verleend aan een verdragsluitende staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan (overheidsdiensten), ongeacht door wie dit pensioen verschuldigd is. Indien de aanspraak op een pensioen is opgebouwd deels in het kader van overheidsdiensten en deels in het kader van een ander dienstverband, wordt het deel van dit pensioen waarop artikel 18, tweede lid, van toepassing is en het deel waarop artikel 17 van toepassing is naar evenredigheid bepaald op grond van het aantal jaren gedurende welke de aanspraak op dit pensioen is opgebouwd onderscheidenlijk in het kader van overheidsdiensten en in het kader van een ander dienstverband ten opzichte van het totaal aantal jaren gedurende welke de aanspraak op dit pensioen is opgebouwd.
XV. Ad artikel 23
1
Het is wel te verstaan dat de Duitse wettelijke bepalingen ter zake van het voorkomen van het ontgaan van belasting en het vermijden van belasting primair bestaan uit artikel 42 van de Duitse belastingwet (‘Abgabenordnung’), artikel 50d, derde lid, van de Duitse Wet op de inkomstenbelasting (‘Einkommensteuergesetz’) en de hoofdstukken vier, vijf en zeven van de Duitse Wet op de Externe Belastingrelaties (‘Aussensteuergesetz’) alsmede uit de rechtsopvolgers van de voornoemde bepalingen, voor zover deze gelijk of in wezenlijke mate gelijk zijn aan de bepalingen die zij vervangen, waarbij de bepaling van artikel 2, vierde lid, tweede volzin naar behoren in acht wordt genomen.
2
Het is wel te verstaan dat de Nederlandse wettelijke bepalingen ter zake van het voorkomen van het ontgaan van belasting en het vermijden van belasting mede het leerstuk van wetsontduiking (fraus legis) omvatten.
3
Indien een natuurlijke persoon die inwoner is van Nederland aandelen bezit in een lichaam dat inwoner is van de Bondsrepubliek Duitsland via een of meer lichamen die inwoner zijn van Nederland, is de Duitse nationale wetgeving bedoeld in artikel 23 van het Verdrag niet van toepassing indien de Duitse belastingadministratie niet kan aantonen dat de tussenplaatsing van vorenbedoeld Nederlands lichaam een door fiscale motieven gedreven opzet betreft. De tussenplaatsing vormt geen door fiscale motieven gedreven opzet indien inkomen, indien dit wordt uitgekeerd aan de natuurlijke persoon, zal worden belast in Nederland.
4
Voor de toepassing van de Duitse nationale belastingwetgeving op een Nederlands lichaam op grond van artikel 23 van het Verdrag behandelt de Bondsrepubliek Duitsland gelieerde ondernemingen in Nederland op geconsolideerde basis.
5
Het is wel te verstaan dat de Bondsrepubliek Duitsland de bepalingen van zijn nationale belastingwetgeving (artikel 50d, derde lid, van de Duitse Wet op de inkomstenbelasting, ‘Einkommensteuergesetz’) zal toepassen op de vrijgestelde beleggingsinstelling (artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) krachtens artikel 23 en de voorgaande leden.
XVI. Ad artikel 24
1
De beperkingen van de tweede volzin van artikel 1, lid 3, juncto artikel 1a, lid 1, nummer 2, derde volzin, van de Duitse wet op de inkomstenbelasting (‘Einkommensteuergesetz’) zijn niet van toepassing op echtgenoten/partners die in Nederland wonen. Hierbij wordt voorondersteld dat de echtgenoot/partner die belastingplichtig is in de Bondsrepubliek Duitsland persoonlijk voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, lid 3, van de Duitse Wet op de inkomstenbelasting (‘Einkommensteuergesetz’).
2
Het vijfde lid van artikel 24 belet een verdragsluitende staat niet belastingheffing van inkomen op geconsolideerde grondslag (‘Organschaft’ of ‘fiscale eenheid’) te beperken tot personen die inwoner zijn van die staat of tot vaste inrichtingen in die staat.
XVII. Ad artikel 25
De bevoegde autoriteiten van de staten kunnen ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 25, tevens overeenkomen dat de staat, waarin ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing geen belastingverhogingen, administratieve boetes, interest en kosten zal opleggen.
XVIII. Ad artikel 27
1
De bepalingen van artikel 27 zijn van overeenkomstige toepassing op informatie die van belang is voor de uitvoering van inkomensgerelateerde voorschriften krachtens de Nederlandse wetgeving door de Nederlandse belastingautoriteiten die belast zijn met de implementatie, toepassing of handhaving van deze inkomensgerelateerde voorschriften.
2
Niettegenstaande artikel 27, tweede lid, tweede volzin, kan uit hoofde van artikel 27, eerste lid, door een verdragsluitende staat ontvangen informatie zonder nadere voorwaarden door deze staat ook worden gebruikt voor de uitvoering van de inkomensgerelateerde voorschriften bedoeld in het eerste lid.
3
Niettegenstaande artikel 27, tweede lid, tweede volzin, kan uit hoofde van artikel 27, eerste lid, door een verdragsluitende staat ontvangen informatie zonder nadere voorwaarden door deze staat worden gebruikt voor de uitvoering van de inkomensgerelateerde voorschriften bedoeld in het tweede lid.
XIX. Ad artikel 29
1
Investeringsregelingen of samenwerkingsverbanden
- a.
In het geval van investeringsregelingen of samenwerkingsverbanden gevestigd in een verdragsluitende staat, niet zijnde lichamen, kunnen managers of managing partners namens de investeerders in de regeling of partners binnen het samenwerkingsverband een vordering indienen met betrekking tot de voordelen uit hoofde van de bepalingen van het Verdrag voor zover deze investeerders of partners recht hebben op deze voordelen.
- b.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder een investeringsregeling of een samenwerkingsverband verstaan: een investeringsregeling die of een samenwerkingsverband dat in een of beide verdragsluitende staten niet als een rechtspersoon wordt behandeld.
- c.
De andere verdragsluitende staat kan de gehele of gedeeltelijke toewijzing van een vordering onderwerpen aan de procedurele voorwaarden die hij passend acht.
- d.
Aanvaarding van een vordering van een manager of managing partner doet het recht van de onderliggende investeerder of partner tot het indienen van een claim teniet gaan.
2
Besloten fondsen voor gemene rekening
- a.
Inkomsten en voordelen uit collectieve investeringen via besloten fondsen voor gemene rekening gevestigd in een van de verdragsluitende staten (‘besloten FGR's’) en paraplufondsen bestaande uit diverse besloten FGR's worden toegewezen aan de deelnemers die via de besloten FGR's investeren en wel naar evenredigheid van de omvang van hun deelneming in het fonds.
- b.
Een besloten FGR die in een van de staten gevestigd is en inkomsten of voordelen ontvangt die ontstaan in de andere staat kan zelf, via vertegenwoordiging door de manager van het fonds of diens depositaris, in plaats van de deelnemers in het besloten FGR, aanspraak maken op de voordelen uit een overeenkomst ten behoeve van het vermijden van dubbele belasting waarbij de andere staat partij is en die specifiek van toepassing is op een van de betrokken investeerders, namens die deelnemers in het besloten FGR. Die vorderingen kunnen het voorwerp zijn van een onderzoek en desgevraagd verstrekt een manager van het fonds of depositaris relevante informatie, die een overzicht van deelnemers en de voor een vordering relevante toegerekende inkomsten of voordelen, alsmede de specifieke overeenkomsten voor het vermijden van dubbele belasting uit hoofde waarvan door het besloten FGR aanspraak wordt gemaakt op voordelen kan omvatten.
- c.
Niettegenstaande het tweede lid, onderdeel b, mag een besloten FGR geen aanspraak maken op voordelen uit het Verdrag namens een deelnemer in het besloten FGR, indien de deelnemer zelf aanspraak heeft gemaakt op voordelen ter zake van dezelfde inkomsten of voordelen.
GEDAAN te Berlijn op 12 april 2012, in tweevoud, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.