Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de arbeidsveiligheid en gezondheid in havenarbeid
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 05-12-1981
- Bronpublicatie:
27-06-1979, Trb. 1980, 107 (uitgifte: 02-07-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-12-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-1998, Trb. 1998, 197 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Met het oog op de wederzijdse erkenning van regelingen die door Leden die dit Verdrag hebben bekrachtigd, zijn getroffen ten aanzien van beproeving, grondig onderzoek, inspectie en afgifte van certificaten met betrekking tot hijs- of hefinrichtingen en delen van het los gerei, deel uitmakend van de scheepsuitrusting, alsmede de daarop betrekking hebbende, op schrift gestelde gegevens:
- a.
dient het bevoegde gezag van ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd, door haar aangewezen of anderszins erkende bevoegde personen of nationale of internationale instellingen te belasten met het verrichten van beproevingen en/of grondige onderzoekingen en andere daarmede verband houdende werkzaamheden, onder voorwaarden die waarborgen dat de aanwijzing of de erkenning afhankelijk is van een bevredigende wijze van uitvoering van deze taken;
- b.
Leden die dit Verdrag hebben bekrachtigd, dienen de personen of instellingen, aangewezen of anderszins erkend ingevolge het eerste lid onder a van dit artikel, te aanvaarden of te erkennen, òf zij dienen wederkerigheidsregelingen aan te gaan met betrekking tot een zodanige aanvaarding of erkenning, in beide gevallen onder voorwaarde dat bedoelde personen of instellingen hun taken op bevredigende wijze ten uitvoer brengen.
2.
Geen enkele hijs- of hefinrichting of deel van het los gerei of andere laad- of losapparatuur mag worden gebruikt indien:
- a.
het bevoegde gezag op grond van hetzij een certificaat van beproeving of onderzoek, hetzij een gewaarmerkte schriftelijke verklaring, er niet van overtuigd is dat de noodzakelijke beproeving, onderzoeking of inspectie is uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag; of
- b.
naar het oordeel van het bevoegde gezag, het tuig of het gerei niet veilig te gebruiken is.
3.
Het tweede lid van dit artikel dient niet zodanig te worden toegepast, dat dit vertraging bij het laden of lossen van een schip veroorzaakt, indien de daartoe gebruikte uitrusting door het bevoegde gezag voldoende wordt geacht.