Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 26-04-2002. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2001
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
18-02-2002, Stb. 2002, 195 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-04-2002, terugwerkend tot: 01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-02-2002, Stb. 2002, 195 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
1.
Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:
- a.
‘ambtenaar’: een persoon, die:
- 1e.
van een voor 1 januari 1967 gelegen tijdstip ononderbroken tot zijn ontslag met recht op pensioen, uitgesteld pensioen, uitkering bij wijze van pensioen als bedoeld in artikel 5 van de Nederlands Antilliaanse ‘Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren’ of met vrijwillig verzekerd behoud van aanspraak op weduwen- en wezenpensioen, dan wel tot zijn overlijden werkzaam is geweest in ambtelijke dienst van Suriname, de Nederlandse Antillen, de eilandgebieden der Nederlandse Antillen of het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen, dan wel werkzaam is geweest als leerkracht bij het bijzonder onderwijs in Suriname of de Nederlandse Antillen als bedoeld in artikel 2 van de in Suriname van kracht zijnde ‘Pensioenverordening bijzondere onderwijzers 1932’ of in de artikelen 2 van de in de Nederlandse Antillen van kracht zijnde ‘Pensioenverordening Bijzonder Onderwijs 1938’ en ‘Pensioenregeling personeel R.K. Ambachtsschool ‘St. Jozef’
- 2e.
voor 1 juni 1967 in die ambtelijke dienst onderscheidenlijk die werkzaamstelling als leerkracht is benoemd in vaste dienst;
- 3e.
voor die ambtelijke dienst onderscheidenlijk die werkzaamstelling als leerkracht is aangenomen in Nederland en van daar is uitgezonden;
- b.
‘gepensioneerd ambtenaar’:
- 1e.
een persoon, als bedoeld onder a dan wel een ingevolge het bepaalde in het tweede lid als ambtenaar aangemerkt persoon, die uit een dienstverband als bedoeld onder a, 1e is ontslagen met recht op pensioen, uitgesteld pensioen, uitzicht op ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 22 van de Ambtenarenpensioenverordening 1972 van Suriname of uitkering bij wijze van pensioen als bedoeld in artikel 5 van de Nederlands Antilliaanse ‘Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren’ ten laste van de geldmiddelen van Suriname of de Nederlandse Antillen dan wel van een door Suriname of de Nederlandse Antillen ingesteld pensioenfonds;
- 2e.
een persoon, die voldoet aan de onder a, 1e en 3e omschreven voorwaarden en die voor 1 januari 1967 uit een dienstverband als bedoeld onder a, 1e is ontslagen wegens in en door de uitoefening van de dienst bekomen ziels- of lichaamsgebreken en deswege in het genot is gesteld van pensioen of een daarmede in aard overeenkomende uitkering ten laste van de geldmiddelen van Suriname of de Nederlandse Antillen, dan wel van een door Suriname of de Nederlandse Antillen ingesteld pensioenfonds;
- c.
‘weduwe’: de overlevende echtgenote van een ambtenaar, een gepensioneerd ambtenaar dan wel van een ingevolge het bepaalde in het tweede lid als ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar aangemerkt persoon, die aan diens overlijden recht ontleent op weduwenpensioen of uitkering bij wijze van pensioen als bedoeld in artikel 6 van de Nederlands Antilliaanse ‘Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren’ ten laste van de geldmiddelen van Suriname of de Nederlandse Antillen dan wel van een door Suriname of de Nederlandse Antillen ingesteld pensioenfonds;
- d.
‘wees’: het overlevende wettige of gewettigde kind van een ambtenaar, een gepensioneerd ambtenaar dan wel van een ingevolge het bepaalde in het tweede lid als ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar aangemerkt persoon, dat aan diens overlijden recht ontleent op wezenpensioen, wezenonderstand of uitkering bij wijze van pensioen als bedoeld in artikel 6 van de Nederlands Antilliaanse ‘Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren’ ten laste van de geldmiddelen van Suriname of de Nederlandse Antillen dan wel van een door Suriname of de Nederlandse Antillen ingesteld pensioenfonds.
2.
In bijzondere gevallen is Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Financiën bevoegd te beslissen, dat een persoon, die niet voldoet aan de in het voorgaande lid onder a, 3e omschreven voorwaarde, doch wel voldoet aan de in dat lid onder a onderscheidenlijk b omschreven overige voorwaarden, moet worden gelijkgesteld met een in Nederland aangenomen en van daar uitgezonden persoon en deswege voor de toepassing van dit besluit zal worden aangemerkt als ambtenaar onderscheidenlijk gepensioneerd ambtenaar.