Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:267c [Beperken beschikkingsbevoegdheid]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
13-12-2012, Stb. 2012, 678 (uitgifte: 21-12-2012, kamerstukken: 33236)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2012, Stb. 2012, 693 (uitgifte: 28-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien een premiepensioeninstelling met zetel in Nederland niet voldoet aan het ingevolge de artikelen 3:53, eerste, tweede en zesde lid, 3:57, eerste, tweede en zevende lid, of 3:267b bepaalde, kan de Nederlandsche Bank de vrije beschikking over de activa door de premiepensioeninstelling beperken of haar verbieden om anders dan met machtiging van de Nederlandsche Bank daarover te beschikken.
2.
Alvorens een besluit als bedoeld in het eerste lid te nemen, stelt de Nederlandsche Bank de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de premiepensioeninstelling een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht, in kennis van haar voornemen.
3.
De Nederlandsche Bank kan, indien zij een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen, de toezichthoudende instanties van de andere lidstaten waar de premiepensioeninstelling een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht, verzoeken overeenkomstige maatregelen te treffen ten aanzien van de in de betrokken lidstaten aanwezige waarden, onder opgave van die waarden.
4.
De premiepensioeninstelling kan de ongeldigheid van een rechtshandeling, verricht in strijd met de beperking of het verbod, inroepen indien de wederpartij de maatregel kende of behoorde te kennen.
5.
De Nederlandsche Bank heft de beperking of het verbod op zodra de premiepensioeninstelling weer voldoet aan het bepaalde ingevolge de in het eerste lid bedoelde artikelen.
6.
De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instanties, bedoeld in het tweede lid, in kennis van een besluit als bedoeld in het eerste of vijfde lid.