Einde inhoudsopgave
Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021
Artikel 2.10 Voorbehouden kennisneming (artikel 8:32 van de Awb)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2023, Stcrt. 2023, 32442 (uitgifte: 29-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Indien een partij wil dat de bestuursrechter bepaalt dat kennisneming van stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de bestuursrechter bijzondere toestemming heeft gekregen, vermeldt hij dit bij het indienen.
2.
Indien deze stukken op papier worden ingediend, worden deze in een aparte envelop aan de griffie bijgesloten. Op de envelop vermeldt de partij de term ‘8:32 van de Awb’. Indien deze stukken digitaal worden ingediend, gebeurt dit in een aparte indiening met de uitdrukkelijke vermelding van de term ‘8:32 van de Awb’.
3.
De bestuursrechter beslist binnen twee weken na ontvangst van deze stukken.
4.
Indien het beroep betrekking heeft op artikel 88 e.v. van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 103 e.v. van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 75b van de Ziektewet en artikel 129c van de Werkloosheidswet beoordeelt de bestuursrechter ambtshalve of artikel 8:32 moet worden toegepast.
5.
Voordat de bestuursrechter beslist een andere belanghebbende als bedoeld in artikel 2.2 van dit reglement in het geding toe te laten, beoordeelt hij ambtshalve of artikel 8:32 van de Awb moet worden toegepast.