Einde inhoudsopgave
Mededeling 2012/C 8/02 betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie
3.1 De door het Hof van Justitie vastgestelde criteria
Geldend
Geldend vanaf 11-01-2012
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging en de datum van inwerkingtreding is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
11-01-2012, PbEU 2012, C 8 (uitgifte: 11-01-2012, regelingnummer: 2012/C 8/02)
- Inwerkingtreding
11-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2012, PbEU 2012, C 8 (uitgifte: 11-01-2012, regelingnummer: 2012/C 8/02)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
42
In zijn Altmark-arrest (1) heeft het Hof van Justitie verdere duidelijkheid verschaft met betrekking tot de voorwaarden waaronder compensatie voor de openbare dienst mogelijk geen staatssteun vormt, doordat er geen sprake is van enig voordeel.
43
Het Hof verklaarde namelijk dat:
‘wanneer een overheidsmaatregel te beschouwen is als een compensatie die de tegenprestatie vormt voor de prestaties die de begunstigde ondernemingen hebben verricht om openbaredienstverplichtingen uit te voeren, zodat deze ondernemingen in werkelijkheid geen financieel voordeel ontvangen en voormelde maatregel dus niet tot gevolg heeft dat deze ondernemingen vergeleken met ondernemingen die met hen concurreren in een gunstigere mededingingspositie worden geplaatst, een dergelijke maatregel niet binnen de werkingssfeer van artikel (artikel 107, lid 1, van het Verdrag) valt. Opdat een dergelijke compensatie in een concreet geval evenwel niet als staatssteun kan worden aangemerkt, moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan.
- —
In de eerste plaats moet de begunstigde onderneming daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en moeten die verplichtingen duidelijk omschreven zijn. […] …
- —
In de tweede plaats moeten de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld, om te vermijden dat de compensatie een economisch voordeel bevat waardoor de begunstigde onderneming ten opzichte van concurrerende ondernemingen kan worden bevoordeeld. Zo vormt de compensatie door een lidstaat van door een onderneming geleden verliezen zonder dat de parameters voor een dergelijke compensatie vooraf zijn vastgesteld, een financiële maatregel die valt onder het begrip staatssteun in de zin van (artikel 107, lid 1, van het Verdrag), wanneer achteraf blijkt dat de exploitatie van bepaalde diensten in het kader van de uitvoering van openbaredienstverplichtingen niet economisch levensvatbaar was.
- —
In de derde plaats mag de compensatie niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst […], geheel of gedeeltelijk te dekken. […]
- —
In de vierde plaats, wanneer de met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen te belasten onderneming in een concreet geval niet is gekozen in het kader van een openbare aanbesteding, waarbij de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig met vervoermiddelen is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen.’ (2).
44
In de punten 3.2 tot en met 3.6 zal nader worden ingegaan op de verschillende in het Altmark-arrest vastgestelde voorwaarden, met name het begrip ‘dienst van algemeen economisch belang’ in de zin van artikel 106 van het Verdrag (3), de behoefte aan een besluit waarbij een onderneming met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang wordt belast (4), de verplichting om de parameters voor de compensatie vast te stellen (5), de beginselen met betrekking tot het vermijden van overcompensatie (6) en de beginselen met betrekking tot de keuze van de dienstverrichter (7).