Verordening (EG) Nr. 641/2004 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft vergunningaanvragen voor nieuwe genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, kennisgevingen van bestaande producten en de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal waarvoor de risicobeoordeling tot een gunstig resultaat heeft geleid
Bijlage I Validering van Methoden
Geldend
Geldend vanaf 07-04-2004
- Bronpublicatie:
06-04-2004, PbEU 2004, L 102 (uitgifte: 07-04-2004, regelingnummer: 641/2004)
- Inwerkingtreding
07-04-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2004, PbEU 2004, L 102 (uitgifte: 07-04-2004, regelingnummer: 641/2004)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1. Inleiding
A
Deze bijlage bevat richtsnoeren voor de door de aanvrager te verstrekken informatie over detectiemethoden, die nodig is om de geschiktheid van de methode te beoordelen met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 3, onder i), en artikel 17, lid 3, onder i), van Verordening (EG) nr. 1829/2003. Het gaat om informatie over de methode zelf en over de wijze waarop de methode door de aanvrager is getest. Alle richtsnoeren die in deze bijlage worden genoemd of door het communautaire referentielaboratorium (CRL) worden opgesteld, worden door het CRL ter beschikking gesteld.
B
De aanvaardingscriteria en de prestatie-eisen voor de methode zijn door het Europees netwerk van GGO-laboratoria (ENGL) opgenomen in het document Definition of minimum performance requirements for analytical methods of GGO testing, dat door het CRL ter beschikking wordt gesteld. De ‘aanvaardingscriteria voor de methode’ zijn de criteria waaraan moet worden voldaan voordat het CRL begint met de validering van de methode. De ‘prestatie-eisen voor de methode’ zijn de minimale prestatiecriteria waaraan de methode moet voldoen bij het valideringsonderzoek dat het CRL volgens internationaal overeengekomen technische bepalingen uitvoert. Zij dienen om te waarborgen dat de gevalideerde methode geschikt is voor het doel van de handhaving van Verordening (EG) nr. 1829/2003.
C
Het bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 opgerichte CRL, dat door het ENGL wordt ondersteund, beoordeelt de verstrekte informatie op volledigheid en geschiktheid voor het beoogde doel. Daarbij wordt rekening gehouden met de hierboven in punt B bedoelde aanvaardingscriteria voor de methode die door het ENGL worden aanbevolen.
D
Indien de over de methode verstrekte informatie voldoende wordt geacht en aan de aanvaardingscriteria voor de methode voldoet, begint het CRL met de validering van de methode.
E
De validering wordt door het CRL uitgevoerd volgens internationaal overeengekomen technische bepalingen.
F
Het CRL geeft, samen met het ENGL, nadere informatie over de operationele procedures van het valideringsproces en stelt de documenten ter beschikking.
G
Het CRL beoordeelt de resultaten van het valideringsonderzoek op geschiktheid voor het beoogde doel en wordt hierbij ondersteund door het ENGL. Daarbij wordt rekening gehouden met de hierboven in punt B bedoelde aanvaardingscriteria voor de methode.
2. Informatie over de Methode
A
De methode moet betrekking hebben op alle methodologische stappen die nodig zijn om het betrokken materiaal overeenkomstig artikel 5, lid 3, onder i), en artikel 17, lid 3, onder i), van Verordening (EG) nr. 1829/2003 te analyseren.
Voor bepaalde materialen vallen hieronder ook de methoden voor DNA-extractie en de daaropvolgende kwantificering in een polymerasekettingreactiesysteem (PCR-systeem). Het gehele proces, van extractie tot PCR-techniek (of soortgelijke techniek), wordt dan als één methode beschouwd. De aanvrager verstrekt informatie over de volledige methode.
B
Zoals blijkt uit het in punt 1, onder B, genoemde document erkent het ENGL de modulariteit van een methode. Volgens dit principe mag de aanvrager in voorkomend geval, en indien dit passend is, voor één of meer modules naar bestaande methoden verwijzen. Dit kan bijvoorbeeld een methode zijn voor DNA-extractie uit een bepaalde matrix. De aanvrager verstrekt dan experimentele gegevens afkomstig van een zelf uitgevoerde validering waarbij de methodologische module met succes is toegepast voor de vergunningaanvraag.
C
De aanvrager toont aan dat de methode aan de volgende vereisten voldoet:
- 1.
De methode is ‘eventspecifiek’ en is bijgevolg alleen functioneel voor het GGO of het op genetische modificatie gebaseerde product in kwestie en is niet functioneel als zij wordt toegepast op andere, reeds toegelaten ‘events’; anders kan de methode niet worden toegepast voor ondubbelzinnige detectie/identificatie/kwantificering. Dit wordt in het geval van genetisch gemodificeerde planten aangetoond met een selectie van transgene toegelaten ‘events’ die niet zijn beoogd, en de conventionele tegenhangers ervan. Deze test omvat in voorkomend geval nauw verwante ‘events’ en gevallen waarin de grenzen van de detectie daadwerkelijk op de proef worden gesteld. Op geheel of gedeeltelijk uit GGO's bestaande niet-plantaardige producten wordt hetzelfde specificiteitsprincipe toegepast;
- 2.
de methode is van toepassing op monsters van levensmiddelen of diervoeders, op de controlemonsters en op het referentiemateriaal, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, onder j), en artikel 17, lid 3, onder j), van Verordening (EG) nr. 1829/2003;
- 3.
bij de ontwikkeling van de methode is, waar dit passend is, rekening gehouden met de volgende documenten:
- —
algemene vereisten en definities: Europese ontwerp-norm prEN ISO 24276:2002;
- —
nucleïnezuurextractie: prEN ISO 21571:2002;
- —
kwantitatieve methoden op basis van nucleïnezuur: Europese ontwerp-norm prEN ISO 21570:2002;
- —
methoden op basis van eiwit: de goedgekeurde Europese norm EN ISO 21572:2002;
- —
kwalitatieve methoden op basis van nucleïnezuur: Europese ontwerp-norm prEN ISO 21569:2002.
D
Voor de toepassing van de artikel 5, lid 3, onder i), en artikel 17, lid 3, onder i), van Verordening (EG) nr. 1829/2003 verstrekt de aanvrager de volgende informatie:
- a)
bij een vergunningaanvraag voor een GGO, producten die geheel of gedeeltelijk uit een GGO bestaan of met een GGO geproduceerde producten: de ‘eventspecifieke’ kwantitatieve detectiemethode voor het genetisch gemodificeerde materiaal;
- b)
bij een vergunningaanvraag voor met een GGO geproduceerde producten waarbij het genetisch gemodificeerde materiaal detecteerbaar is, wordt deze informatie aangevuld met de ‘eventspecifieke’ kwantitatieve methode voor de detectie in de met het GGO geproduceerde levensmiddelen of diervoeders.
E
De aanvrager geeft een volledige, gedetailleerde beschrijving van de methode. Daarin moeten de volgende punten duidelijk worden behandeld:
- 1.
Wetenschappelijke grondslag: Er wordt een overzicht gegeven van de principes waarop de werking van de methode is gebaseerd, zoals DNA-moleculair-biologische gegevens (bv. voor ‘real time’-PCR). Aanbevolen wordt verwijzingen naar relevante wetenschappelijke publicaties op te nemen.
- 2.
Reikwijdte van de methode: Vermelding van de matrix (bv. verwerkte voedingsmiddelen, grondstoffen), het soort monsters en het percentuele bereik waarop de methode kan worden toegepast;
- 3.
Operationele kenmerken van de methode: De voor de methode vereiste apparatuur moet duidelijk worden vermeld, zowel ten aanzien van de analyse zelf als voor de monsterverwerking. Ook moet hier nadere informatie worden gegeven over eventuele specifieke aspecten die essentieel zijn voor de toepassing van de methode.
- 4.
Protocol: De aanvrager geeft een volledig geoptimaliseerd protocol van de methode. In het protocol worden alle details vermeld die nodig zijn om de methode over te dragen en onafhankelijk toe te passen in andere laboratoria. Aanbevolen wordt gebruik te maken van een protocolmodel, dat bij het CRL verkrijgbaar is. Het protocol bevat details over:
- —
het te testen analyt;
- —
de werkomstandigheden, instructies en regels;
- —
alle vereiste materialen, met inbegrip van de geraamde hoeveelheden en aanwijzingen voor het bewaren en het gebruik;
- —
alle vereiste apparatuur (niet alleen de belangrijkste apparatuur, zoals PCR-systemen of centrifuges, maar ook hulpmiddelen zoals micropipetten en reageerbuizen, met vermelding van de geschikte volumes, enz.);
- —
een duidelijke beschrijving van alle stappen van het operatieve protocol;
- —
instructies voor de registratie van gegevens (bv. de te vermelden programma-instellingen of parameters).
- 5.
Het voorspellend model (of een dergelijk model) dat nodig is om de resultaten te interpreteren en conclusies te trekken moet uitvoerig worden beschreven. Er moeten aanwijzingen worden gegeven voor een juiste toepassing van het model.
3. Informatie over het Testen van de Methode door de Aanvrager
A
De aanvrager verstrekt alle beschikbare en relevante gegevens over de door hem uitgevoerde optimalisering en beproeving van de methode. Deze gegevens en resultaten worden zo mogelijk en indien dat passend is weergegeven met gebruikmaking van de door het ENGL aanbevolen prestatieparameters, zoals bedoeld in punt 1, onder B. De uitgevoerde tests en de belangrijkste resultaten worden samengevat; daarnaast worden alle gegevens, met inbegrip van uitschieters, verstrekt. Het CRL blijft, samen met het ENGL, nadere technische bepalingen verstrekken over de gewenste vorm voor deze gegevens.
B
Uit de verstrekte informatie moet blijken dat de methode geschikt is om naar andere laboratoria te worden overgedragen. Dit betekent dat de methode getest moet zijn door ten minste één laboratorium dat onafhankelijk is van het laboratorium dat de methode heeft ontwikkeld. Dit is een belangrijke voorwaarde voor de succesvolle validering van de methode.
C
Vereiste informatie over de ontwikkeling en optimalisering van de methode:
- 1.
Geteste primerparen (voor tests op basis van PCR): Gemotiveerd wordt hoe en waarom het voorgestelde primerpaar is geselecteerd.
- 2.
Stabiliteitstests: De experimentele resultaten van het testen van de methode met verschillende variëteiten worden verstrekt.
- 3.
Specificiteit: De aanvrager verstrekt de volledige sequentie van de insert(s) en de baseparen van de flankerende sequenties van het gastheer-DNA die nodig zijn voor de vaststelling van een ‘eventspecifieke’ detectiemethode. Het CRL neemt deze gegevens op in een moleculaire databank. Door te zoeken naar homologe gegevens kan het CRL de specificiteit van de voorgestelde methode beoordelen.
D
Testrapport. Naast de voor de prestatie-indicaties verkregen waarden moet de volgende informatie over de tests worden verstrekt indien dat passend is:
- —
Deelnemende laboratoria, duur van de analyse en beschrijving van de onderzoeksopzet, waaronder de bijzonderheden van de aantallen metingen (runs), monsters, duplo's enz.
- —
Beschrijving van de laboratoriummonsters (bv. omvang, kwaliteit, bemonsteringsdatum), positieve en negatieve controles en gebruikte referentiematerialen, plasmiden en dergelijke.
- —
Beschrijving van de aanpak voor het analyseren van de testresultaten en uitschieters.
- —
Eventuele specifieke waarnemingen bij het testen.
- —
Referenties van relevante literatuur of richtsnoeren waarvan gebruik is gemaakt bij de tests.
4. Monsters van de Levensmiddelen en Diervoeders en de Bijbehorende Controlemonsters
Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 3, onder j), en artikel 17, lid 3, onder j), van Verordening (EG) nr. 1829/2003 verstrekt de aanvrager bij de indiening van de in de punten 1, 2 en 3 van deze bijlage genoemde informatie ook monsters van de levensmiddelen en diervoeders en de bijbehorende controlemonsters; het CRL specificeert de voor een specifieke vergunningaanvraag te verstrekken soorten en aantallen monsters.