Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 32b [Ambtshalve verkleining winningsgebied]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2010
- Bronpublicatie:
26-11-2009, Stb. 2009, 508 (uitgifte: 08-12-2009, kamerstukken: 31479)
- Inwerkingtreding
01-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-12-2009, Stb. 2009, 537 (uitgifte: 15-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan een gebied waarvoor een vergunning voor het winnen van koolwaterstoffen of opslagvergunning geldt, verkleinen met een deel ervan indien in dat deel gedurende een periode van de voorafgaande twee kalenderjaren geen significante activiteiten met betrekking tot het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of het opslaan van stoffen hebben plaatsgevonden of de winningsactiviteiten zijn gestaakt.
2.
Onze Minister stelt de houder van een winnings- of opslagvergunning schriftelijk in kennis van zijn voornemen tot gebiedsverkleining als bedoeld in het eerste lid over te gaan en stelt hem daarbij in de gelegenheid binnen zes maanden, ingaande op de eerste dag na de dag van verzending van de kennisgeving, aannemelijk te maken dat in dat deel significante activiteiten als bedoeld in het eerste lid zijn of zullen worden verricht.
3.
Van significante activiteiten als bedoeld in het tweede lid is in ieder geval sprake indien:
- a.
opsporings-, winnings- of opslagactiviteiten als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, f respectievelijk i, zijn verricht of binnen een naar het oordeel van Onze Minister redelijke termijn zullen worden verricht;
- b.
een winningsplan als bedoeld in artikel 34 is ingediend;
- c.
een opslagplan als bedoeld in artikel 39 in samenhang met artikel 34 is ingediend.
4.
Uiterlijk vier maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, of, indien de houder van de vergunning binnen die termijn schriftelijk heeft medegedeeld dat geen activiteiten zijn of zullen worden verricht, uiterlijk vier maanden nadat die mededeling is gedaan, geeft Onze Minister een beschikking omtrent verkleining van een vergunningsgebied. Onze Minister kan beperkingen en voorschriften verbinden aan de beschikking. Indien Onze Minister geen beschikking heeft gegeven binnen de termijn, bedoeld in de eerste volzin, wordt het gebied aangemerkt als niet te zijn verkleind.