FED 2005/94
Door weigering namen grootaandeelhouders moedermaatschappij prijs te geven beoordeling of sprake is van bodemlozeputleningen, niet mogelijk
HR 17-09-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2312, m.nt. J.H.M. Arts
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 september 2004
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Lourens; Bavinck; Berge, van den
- Zaaknummer
38611
- Noot
J.H.M. Arts
- LJN
AR2312
- JCDI
JCDI:ADS235130:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2004:AR2312, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑09‑2004
- Wetingang
Art. 8, eerste lid, Wet VPB 1969 jo. art. 7 Wet IB 1964
Essentie
Door weigering namen grootaandeelhouders moedermaatschappij prijs te geven beoordeling of sprake is van bodemlozeputleningen, niet mogelijk
Samenvatting
Vervolg van HR 15 maart 2000, nr. 34 466, BNB 2000/240 en FED 2000/176. De belanghebbende heeft jarenlang bedragen van haar op Jersey gevestigde moedermaatschappij ontvangen, die haar zijn kwijtgescholden. Hof 's-Hertogenbosch moet na verwijzing onderzoeken of sprake is van bodemlozeputleningen. Het beslist dat het dit niet kan beoordelen omdat de belanghebbende de namen van de grootaandeelhouders in haar moedermaatschappij niet wenst prijs te geven. De Hoge Raad laat dit oordeel van het hof in stand. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.