FED 2001/325
Dochtervennootschap in kader van opvolging opgericht. Belang hierin bedraagt 0,76%. In casu deelnemingsvrijstelling van toepassing
HR 14-03-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0829, m.nt. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 maart 2001
- Magistraten
Kalmthout, van; Jansen, R.J.J.; Zuurmond; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens
- Zaaknummer
36 145
- Noot
W.E.M. van Nispen tot Sevenaer
- LJN
AB0829
- JCDI
JCDI:ADS233993:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB0829, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑03‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB0829, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑03‑2001
- Wetingang
Art. 13 Wet Vpb. 1969
Essentie
Dochtervennootschap in kader van opvolging opgericht. Belang hierin bedraagt 0,76%. In casu deelnemingsvrijstelling van toepassing
Samenvatting
X BV, belanghebbende, is opgericht in het kader van een bedrijfsopvolging. Aanvankelijk hield X BV een pakket aandelen dat 0,38% uitmaakte van het nominaal gestorte kapitaal van H BV. In 1992 bedroeg het belang 0,76%. In dat jaar ontving X BV een dividenduitkering van H BV ten bedrage van f 2 000 000. In geschil is de toepassing van de deelnemingsvrijstelling op grond van art. 13, derde lid Wet op de vennootschapsbelasting (oneigenlijke deelneming). X BV hield haar aandelen in H BV niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.