Moedervennootschap verstrekt geldleningen aan dochter. Informeel kapitaal?

Voortzetting zaak HR, BNB 2000/240*. Het Hof heeft voor het bewijs dat het voor de moedervennootschap aanstonds duidelijk was dat de leningen door belanghebbende niet zouden kunnen worden afgelost, van belang geacht wat het motief was voor het handelen van de moedervennootschap. Het Hof heeft voor zijn oordeelsvorming kennelijk en niet-onbegrijpelijk onmisbaar geoordeeld dat de identiteit van de achterliggende (groot)aandeelhouders bekend zou zijn, en heeft het belanghebbende aangerekend dat die identiteit niet is onthuld.