BNB 2001/256
Onzakelijke lening. Bovenmatige pensioenverplichting
HR 14-03-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB0518, m.nt. P.H.J. Essers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 maart 2001
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Zuurmond; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens
- Zaaknummer
35 652
- Conclusie
A-G mr. Van Kalmthout
- Noot
P.H.J. Essers
- LJN
AB0518
- JCDI
JCDI:ADS888356:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB0518, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑03‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB0518, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑03‑2001
- Wetingang
Art. 8, eerste lid, Wet Vpb. 1969 jo. art. 7 Wet IB 1964
Essentie
Onzakelijke lening. Bovenmatige pensioenverplichting
Samenvatting
Belanghebbende, sinds 1 juli 1992 een pensioenlichaam, voert de pensioenregelingen uit van een BV waarvan de bestuurders - die ook de bestuurders van belanghebbende zijn - 60% van de aandelen houden. Zij heeft, toen de BV in de eerste helft van 1992 in grote financiële problemen raakte, aan de BV een converteerbare, achtergestelde geldlening van ƒ 1 miljoen verstrekt. Eind 1992 blijkt deze vordering waardeloos. Het Hof oordeelt dat het verstrekken van de lening op onzakelijke gronden heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad acht dit oordeel feitelijk en niet onbegrijpelijk. Het Hof had ook geoordeeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.