FED 1996/12:A BV heeft de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1987 niet betaald. De belanghebbende, destijds bestuurder van A BV, wordt aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven omzetbelasting. In zijn beschikking overweegt de inspecteur dat de betalingsonmacht niet tijdig is gemeld. Voor het hof stelt de inspecteur zich nader op het standpunt dat wel tijdig is gemeld en dat de niet-betaling te wijten is aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de belanghebbende. Dat een beschikking in de zin van art. 41b, lid 7, van de Wet OB '68 de gronden moet vermelden waarop de aansprakelijkheid berust, belet, naar het oordeel van de Hoge Raad, op zichzelf niet dat die gronden in de procedure voor het hof worden aangevuld. Het geschil betrof een aansprakelijkstelling voor betaling van omzetbelasting.