FED 1985/541
Art. 2 Tweede en Zesde richtlijn moeten aldus worden uitgelegd, dat geen omzetbelastingschuld bij invoer ontstaat bij de illegale invoer in de Gemeenschap van verdovende middelen die niet deel uitmaken van het door de bevoegde autoriteiten streng bewaakte handelsverkeer ten behoeve van gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden.
HvJ EG 28-02-1984, ECLI:EU:C:1984:81, m.nt. D.B. Bijl
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
28 februari 1984
- Magistraten
Mertens De Wilmars; Koopmans; Bahlmann; Galmot; Pescatore; Mackenzie Stuart; Keeffe, O'; Bosco; Due; Everling; Kakouris; Mancini
- Zaaknummer
294/82
- Noot
D.B. Bijl
- LJN
AW8639
- JCDI
JCDI:ADS204463:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1984:81, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 28‑02‑1984
- Wetingang
Art. 2 Tweede en Zesde EG-richtlijn inzake omzetbelasting, art. 1 en 18 Wet OB '68
Essentie
Art. 2 Tweede en Zesde richtlijn moeten aldus worden uitgelegd, dat geen omzetbelastingschuld bij invoer ontstaat bij de illegale invoer in de Gemeenschap van verdovende middelen die niet deel uitmaken van het door de bevoegde autoriteiten streng bewaakte handelsverkeer ten behoeve van gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden.
Uitspraak
1. Bij Beschikking van 29 oktober 1982, ingekomen ten Hove op 17 november daaropvolgende, heeft het Finanzgericht Baden-Wurttemberg krachtens art. 177 EEG-Verdrag een prejudiciele vraag gesteld over de heffing van omzetbelasting bij invoer over als smokkelgoed ingevoerde verdovende middelen.
2. Het hoofdgeding betreft de vaststelling van de omzetbelasting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.