FED 1995/523
Belanghebbende exploiteerde een land- en tuinbouwbedrijf en verkreeg grond in verpachte staat, terwijl de grond geen functie ging vervullen in zijn onderneming, doch verpacht bleef. Deze feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende de grond tot zijn privé-vermogen diende te rekenen, tenzij hij ten tijde van de verkrijging daarvan de bedoeling had de grond te zijner tijd ten behoeve van de onderneming te gebruiken.
HR 21-06-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1623, m.nt. P. van der Wal
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 1995
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Moor de; Putt-Lauwers, van der
- Zaaknummer
30 108
- Noot
P. van der Wal
- LJN
AA1623
- JCDI
JCDI:ADS224803:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1623, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑1995
- Wetingang
Art. 7 Wet IB 1964
Essentie
Belanghebbende exploiteerde een land- en tuinbouwbedrijf en verkreeg grond in verpachte staat, terwijl de grond geen functie ging vervullen in zijn onderneming, doch verpacht bleef. Deze feiten laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat belanghebbende de grond tot zijn privé-vermogen diende te rekenen, tenzij hij ten tijde van de verkrijging daarvan de bedoeling had de grond te zijner tijd ten behoeve van de onderneming te gebruiken.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag inkomstenbelasting 1988.
Vaststaat:
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.