FED 1998/272
Omzetting winstdelende obligaties en cumprefs. In beginsel civielrechtelijke vorm beslissend voor fiscale gevolgen
HR 11-03-1998, ECLI:NL:PHR:1998:AA2453, m.nt. R.P.C.W.M. Brandsma
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 maart 1998
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Meij; Vliet, van; Soest, van
- Zaaknummer
32 240
- Noot
R.P.C.W.M. Brandsma
- LJN
AA2453
- JCDI
JCDI:ADS227507:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2453, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑03‑1998
ECLI:NL:PHR:1998:AA2453, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑03‑1998
- Wetingang
Art. 9, eerste lid, onderdeel b, Wet Vpb. 1969; art. 10, onderdeel a, Wet Vpb. 1969)
Essentie
Omzetting winstdelende obligaties en cumprefs. In commit; beginsel civielrechtelijke vorm beslissend voor fiscale gevolgen
Samenvatting
Belanghebbende NV X heeft in het begin van de tachtiger jaren een herstelplan opgesteld, dat onder meer inhield dat een gedeelte van haar langlopende schulden werd omgezet in 10% cumulatief preferente winstdelende aandelen (cumprefs) en ten dele in achtergestelde winstdelende obligaties. Deze obligaties zijn in beginsel aflosbaar in 2033 tegen pari, of, indien dat tot een hogere betaling leidt, tegen het gemiddelde van de beurskoersen van de cumprefs van de laatste drie jaren voorafgaande aan de aflossing. De rechten van de houders van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.