FED 1995/372
HR, 26-04-1995, nr. 30 611
HR 26-04-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1561
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 1995
- Magistraten
Stoffer; Wildeboer; Zuurmond; Herrmann; Fleers
- Zaaknummer
30 611
- LJN
AA1561
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1995:AA1561, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑1995
- Wetingang
Art. 42 Wet IB 1964
Uitspraak
Belanghebbende, X, is werkzaam in dienstbetrekking. X verricht zijn werkzaamheden in ploegverband op verschillende plaatsen in het land. Voor het vervoer wordt gebruik gemaakt van een door de werkgever, uitsluitend voor het vervoer van personeelsleden naar en van het werk, ter beschikking gestelde personenauto (personeelsbus). X fungeert als chauffeur, wat inhoudt dat hij elke dag naar en van het werk moet rijden via een van de woonplaatsen van de te vervoeren collega's afhankelijke route en dat hij na afloop van de werkzaamheden de auto mee naar huis neemt.
In geschil is of de autokostenfictie ex art. 42, derde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.