BNB 1996/261
Ontvankelijkheidskwestie bij bezwaar
HR 05-06-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA2034, m.nt. Van Leijenhorst
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 juni 1996
- Magistraten
Stoffer; Urlings; Fleers
- Zaaknummer
31 444
- Noot
Van Leijenhorst
- LJN
AA2034
- JCDI
JCDI:ADS887583:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA2034, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑06‑1996
- Wetingang
Art. 24 AWR
Essentie
Ontvankelijkheidskwestie bij bezwaar
Samenvatting
Een werknemer van belanghebbende heeft op aangifte parkeergeld voldaan voor parkeren krachtens een parkeervergunning. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aangifte heeft gedaan.
HR: dit oordeel moet kennelijk mede aldus worden verstaan dat niet aannemelijk is gemaakt dat de Chef van de afdeling Financiën redelijkerwijze had moeten begrijpen dat die werknemer namens belanghebbende was opgetreden. Hiervan uitgaande heeft het Hof belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X BV te Z tegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.