HR, 13-05-2005, nr. 40 724
ECLI:NL:HR:2005:AT5482
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-05-2005
- Zaaknummer
40 724
- LJN
AT5482
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT5482, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑05‑2005; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2005/12.2
V-N 2005/26.2 met annotatie van Redactie
Uitspraak 13‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Niet verschijnen op mondelinge behandeling.
Nr. 40.724
13 mei 2005
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van X v.o.f. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 februari 2004, nr. 02/06428, betreffende na te melden boetebeschikking.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 gelijktijdig met de vaststelling van een naheffingsaanslag in de omzetbelasting een boete van ƒ 59.539 wegens niet betalen opgelegd, welke boete, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot € 20.000.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en, naar de Hoge Raad verstaat, de boete verminderd tot ƒ 17.500. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Blijkens de bestreden uitspraak heeft het Hof de onderhavige zaak mondeling behandeld op een zitting die is gehouden op 20 augustus 2003. In die uitspraak is vermeld dat de gemachtigde van belanghebbende met voorafgaand bericht aan het Hof, niet is verschenen. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat belanghebbende niet de mogelijkheid heeft gehad zijn standpunt persoonlijk toe te lichten, omdat de zitting van het Hof heeft plaatsgevonden tijdens de vakantie van zijn gemachtigde.
3.2. Het Hof heeft de kennisgeving van verhindering van de gemachtigde van belanghebbende niet aangemerkt als een verzoek om uitstel. 's Hofs uitleg van deze brief is feitelijk en niet onbegrijpelijk, zodat daarover in cassatie niet met vrucht kan worden geklaagd. De klachten falen derhalve in zoverre.
3.3. Voor het overige kunnen de klachten evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2005.