BNB 2002/182
Zaak Welthgrove. Ondernemerschap moeiende holding
HvJ EG 12-07-2001, ECLI:EU:C:2001:416, m.nt. M.E. van Hilten
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
12 juli 2001
- Magistraten
Wathelet; Jann; Sevón
- Zaaknummer
C-102/00
- Noot
M.E. van Hilten
- LJN
AV2088
- JCDI
JCDI:ADS888468:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2001:416, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 12‑07‑2001
- Wetingang
Art. 4, tweede lid, Zesde BTW-Richtlijn
Essentie
Zaak Welthgrove. Ondernemerschap moeiende holding
Samenvatting
Voortzetting zaak HR, BNB 1999/256c.
Welthgrove BV hield zich bezig met actieve begeleiding van haar in de EU gevestigde dochtervennootschappen, maar bracht daarvoor geen vergoeding in rekening. Wel ontving zij dividend van deze vennootschappen. Het Gerechtshof beschouwde dit dividend als de vergoeding voor het moeien en oordeelde dat die werkzaamheden van BTW zijn vrijgesteld. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over het ondernemerschap van een moeiende holding die voor het overige geen BTW-relevante handelingen verricht.
HvJ EG: Uit de rechtspraak kan een duidelijk antwoord worden afgeleid, zodat dient te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.