BNB 2006/194
Zaak Van Hilten-van der Heijden. Woonplaatsfictie voor het successierecht niet strijdig met EG-recht
HvJ EG 23-02-2006, ECLI:EU:C:2006:131, m.nt. I.J.F.A. van Vijfeijken
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
23 februari 2006
- Magistraten
Rosas; Malenovský; Von Bahr; Borg Barthet; Lõhmus
- Zaaknummer
C-513/03
- Conclusie
A-G Léger
- Noot
I.J.F.A. van Vijfeijken
- LJN
AV5214
- JCDI
JCDI:ADS18188:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2006:131, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 23‑02‑2006
ECLI:EU:C:2005:416, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 30‑06‑2005
- Wetingang
Art. 73B EG-Verdrag (thans art. 56 EG); art. 3, eerste lid, Successiewet 1956
Essentie
Zaak Van Hilten-van der Heijden. Woonplaatsfictie voor het successierecht niet strijdig met EG-recht
Samenvatting
Erflaatster Van Hilten-van der Heijden woonde tot begin 1988 in Nederland, vervolgens in België en sinds 1991 in Zwitserland. Op 22 november 1997 overleed zij. Omdat zij de Nederlandse nationaliteit had, werd zij ingevolge art. 3, eerste lid, Successiewet 1956, geacht na emigratie nog tien jaren binnen Nederland te wonen, waardoor aan de erfgenamen een aanslag successierecht kon worden opgelegd. Hof 's-Hertogenbosch stelt prejudiciële vragen inzake de mogelijke strijd van voormelde woonplaatsfictie met EG-recht.
HvJ EG: Successies vormen kapitaalverkeer in de zin ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.