HR, 23-12-1998, nr. 32 754
ECLI:NL:HR:1998:AA2273
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-12-1998
- Zaaknummer
32 754
- LJN
AA2273
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1998:AA2273, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑1998; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BNB 1999/89 met annotatie van G.J. van Leijenhorst
FED 1999/207 met annotatie van J.J. VETTER
WFR 1999/36
V-N 1999/2.7 met annotatie van Redactie
Uitspraak 23‑12‑1998
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 november 1996 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en beschikking inzake heffingsrente.
1. Navorderingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1990 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 403.393,--, waarvan een gedeelte groot f 354.702,-- belast naar een bijzonder tarief van 20 percent, met een te vergoeden heffingsrente van f 8.664,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar genoemd belastbaar inkomen, met toepassing van het bijzondere tarief van 45 percent op voormeld bedrag van f 354.702,-- . Bij tezelfdertijd gegeven beschikking is een bedrag van f 15.383,-- aan heffingsrente in rekening gebracht, welk bedrag op het aanslagbiljet is vermeld. De navorderingsaanslag en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep ten dele bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 29 januari 1998 geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de uitspraak van de Inspecteur en tot vermindering van de navorderingsaanslag met het bedrag van de in rekening gebrachte heffingsrente, voorzover zij f 8.664,-- overtreft.
3. Beoordeling van het middel van cassatie 3.1. Het Hof heeft niet aannemelijk geacht dat belanghebbende, die stelt niet over fiscale kennis te beschikken, de beoordeling van de primitieve aanslag, die sterk afweek van de voorlopige aanslagen, niet mede deed in samenspraak met zijn belastingadviseur, welke laatste toch overigens alle fiscale aangelegenheden van belanghebbende, zijn broer en hun zakelijke activiteiten verzorgde en verzorgt. In dit oordeel ligt besloten dat de bij het opleggen van de primitieve aanslag gemaakte vergissing voor belanghebbende kenbaar was. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Voorzover het middel tegen dit oordeel opkomt, faalt het derhalve.
3.2. Nu de navorderingsaanslag niet in afwijking van de aangifte is vastgesteld, kan geen heffingsrente in rekening worden gebracht (HR 1 november 1995, nr. 30720, BNB 1996/84). Voorzover het middel tegen 's Hofs beslissing in tegengestelde zin opkomt, is het gegrond. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de kosten voor een abonnement op een tijdschrift met fiscale adviezen, anders dan belanghebbende voorstaat, niet voor vergoeding als proceskosten in aanmerking komen.
5. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de uitspraak van het Hof, doch alleen voorzover deze betrekking heeft op de beschikking inzake heffingsrente; vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, voorzover daarbij de beschikking inzake heffingsrente is gehandhaafd; vernietigt de beschikking inzake heffingsrente; gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 300,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van f 75,--, derhalve in totaal f 375,--.
Dit arrest is op 23 december 1998 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, Van Brunschot, Van Vliet en Van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.