FED 1999/547
HR, 24-08-1999, nr. 34 571
HR 24-08-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2846
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 augustus 1999
- Zaaknummer
34 571
- LJN
AA2846
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2846, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑08‑1999
- Wetingang
Art. 30f AWR; art. 29, tweede lid, Wet OB 1968
Uitspraak
Geen keuzevrijheid moment verschuldigd worden omzetbelasting. Heffingsrente nu belasting niet is betaald vóór naheffingsaanslag is opgelegd.
In verband met teruglopende resultaten voldeed belanghebbende, X BV, aan haar crediteuren ter kwijting van de openstaande vorderingen 20%. Het totale bedrag van hun vorderingen beliep f 1 151 151, waarin begrepen f 87 052 aan door X BV in aftrek gebrachte omzetbelasting. In 1992 zijn 12 van de 49 crediteuren akkoord gegaan met het voorstel. In geschil is of terecht op de voet van art. 29, tweede lid, Wet OB 1968 de in aftrek gebrachte omzetbelasting is nageheven en of terecht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.