WFR 1998/216
HR, 21-01-1998, nr. 32 984
HR 21-01-1998, ECLI:NL:HR:1998:AA2402
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 januari 1998
- Zaaknummer
32 984
- LJN
AA2402
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1998:AA2402, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑01‑1998
- Wetingang
Art. 9 Wet IB 1964
Uitspraak
Belanghebbende, X UA, is een verzekeringsmaatschappij, die in samenwerking met een bank lijfrentecontracten (polissen) op de markt brengt. De door verzekerden te betalen koopsommen zijn samengesteld uit een deel risicopremie (voor verzekering van het risico op vooroverlijden), een kostenopslag (1,25%) en een spaardeel. De kostenopslag en de risicopremie komen geheel ten goede aan X. De tussen X en de bank gesloten overeenkomst (beleggingscontract) houdt in: dat de gelden met betrekking tot het spaardeel door X bij de bank worden belegd; dat per cliënt een afzonderlijke rekening wordt aangehouden, waarop de tegoeden per verzekering worden geadministreerd; dat door de bank ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.