HR, 21-12-1994, nr. 29 986
ECLI:NL:HR:1994:AA2999
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-12-1994
- Zaaknummer
29 986
- LJN
AA2999
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1994:AA2999, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑12‑1994; (Cassatie)
- Wetingang
art. 273 (oud) Gemeentewet
- Vindplaatsen
Belastingblad 1995/231 met annotatie van W.C. Paans
FED 1995/67 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
V-N 1995/451, 32 met annotatie van Redactie
Uitspraak 21‑12‑1994
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 september 1993 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1989 opgelegde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen van de gemeente Amsterdam.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1989 wegens het genot krachtens zakelijk recht van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als a-straat 1 huis, 1-0, 1-I, 1-II en 1-III te Z en wegens het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als b-straat 1 huis te Z, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendgoedbelastingen van de gemeente Amsterdam opgelegd naar heffingsgrondslagen van in totaal f 459.000,--, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur der Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Bij ambtshalve gegeven beschikking van de Inspecteur van 29 november 1991 zijn de aanslagen betreffende de onroerende zaken a-straat 1 - huis en a-straat 1-0 vernietigd. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover betrekking hebbend op de aanslagen a-straat 1 - huis en a-straat 1-0, deze aanslagen vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur voor het overige bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof, voor zover inhoudende bevestiging van de uitspraak van de Inspecteur, beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten 3.1. Het Hof heeft vastgesteld dat het pand a-straat 1 te Z, voor zover in cassatie van belang, drie afzonderlijke belastingobjecten bevat. 3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat, nu bij de bepaling van de voor de heffing van de onroerende-zaakbelastingen in aanmerking te nemen waarde in het economische verkeer van die drie, afzonderlijk in de heffing van die belastingen te betrekken, objecten bij wege van fictie ervan moet worden uitgegaan dat de volle en onbezwaarde eigendom van elk van die objecten afzonderlijk wordt overgedragen, voor die waardebepaling niet ter zake doet dat splitsing van het pand ingevolge de daarvoor geldende voorschriften niet mogelijk is. Dit oordeel is juist. Voor zover de klachten van een andere opvatting uitgaan falen zij. 3.3. De klachten falen ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep en bepaalt dat door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende wordt terugbetaald het ter zake van de vervanging van de mondelinge uitspraak bij het Hof gestorte bedrag van f 150,--.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Herrmann en Fleers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Den Ouden, in raadkamer van 21 december 1994.