HR, 10-07-2009, nr. 42 804
ECLI:NL:HR:2009:BJ1999
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-07-2009
- Zaaknummer
42 804
- LJN
BJ1999
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ1999, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑07‑2009; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2005:AV0189, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2009/1033 met annotatie van M.P. van der Burg
BNB 2009/234 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
FED 2009/78 met annotatie van G. GROENEWEGEN
V-N 2009/33.31 met annotatie van Redactie
NTFR 2009/1847 met annotatie van Mr. M.P. van der Burg
Uitspraak 10‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Art. 228 gemeentewet. Overeenkomst sluit heffing precariobelasting uit.
Nr. 42.804
10 juli 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad te Zaandam (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2005, nr. P 04/00907, betreffende een aan N.V. X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in de precariobelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de precariobelasting van de gemeente Zaanstad opgelegd, welke aanslag, naar daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Sectorhoofd belastingen van de gemeente Zaanstad is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en de aanslag vernietigd.
De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende beheert het in de grond van de gemeente Zaanstad (hierna: de gemeente) aanwezige netwerk van leidingen voor levering van energie.
3.1.2. De gemeente en de naamloze vennootschap H N.V. (hierna: H) hebben op 25 januari 1996 een overeenkomst gesloten (hierna: de exploitatieovereenkomst) met onder meer de volgende inhoud:
"(...)
Artikel 1
1. Voor zover nodig, verleent de Gemeente bij deze aan H alle vergunningen en ontheffingen die H nodig heeft voor voortzetting van de activiteiten.
2. De Gemeente verleent aan H (...) het recht tot het leggen, hebben, vervangen, onderhouden, herstellen en opruimen van elektriciteits-, warmte- en gasleidingen en bijbehorende werken in, op, over, en uit de haar toebehorende wegen, straten, wateren en andere eigendommen voor welk recht zij zich verbindt geen vergoeding in welke vorm ook te heffen. (...)"
3.1.3. Bij een fusie in 1999 is H opgegaan in een nieuw opgerichte houdstervennootschap, N.V. K. In het kader van een interne reorganisatie heeft belanghebbende, wier aandelen alle worden gehouden door N.V. K, het onder 3.1.1 bedoelde beheer gekregen.
3.1.4. In zijn vergadering van 19 december 2002 heeft de raad van de gemeente de Verordening Retributies en Precariobelasting 2003 vastgesteld. De onderhavige aanslag is uit hoofde van die verordening aan belanghebbende opgelegd.
3.2. Het Hof heeft de aanslag vernietigd. Hiertegen keert zich het middel.
3.3. Onderdeel a bestrijdt het oordeel van het Hof dat hetgeen is overeengekomen in de exploitatieovereenkomst ook geldt tussen belanghebbende en de gemeente. Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het onderdeel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.4.1. Onderdeel b bestrijdt het oordeel van het Hof dat aan heffing van precariobelasting in de weg staat dat de gemeente zich in de exploitatieovereenkomst heeft verbonden ter zake van de aanwezigheid van leidingen in haar toebehorende grond geen vergoeding in welke vorm ook te heffen.
3.4.2. Het onderdeel ontbeert belang, omdat de heffing van precariobelasting reeds daarop afstuit dat de gemeente in de exploitatieovereenkomst het recht heeft verleend tot het hebben van leidingen in aan haar toebehorende grond. Daaruit volgt immers ontegenzeggelijk dat de gemeente gedurende de looptijd van de exploitatieovereenkomst niet bevoegd is op te treden tegen het hebben van de leidingen in gemeentegrond. Naar de strekking van artikel 228 van de Gemeentewet kan bij het ontbreken van zodanige bevoegdheid geen precariobelasting worden geheven (HR 14 september 2007, nr. 41467, BNB 2007/290).
4. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Zaanstad aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2009.
Van de gemeente Zaanstad wordt ter zake van het door burgemeester en wethouders ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 447.