HR, 07-06-2002, nr. 36 571
ECLI:NL:HR:2002:AE3828
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-06-2002
- Zaaknummer
36 571
- LJN
AE3828
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2002:AE3828, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑06‑2002; (Cassatie)
- Wetingang
art. 123 Waterschapswet
- Vindplaatsen
BNB 2002/280 met annotatie van W.J.N.M. SNOIJINK
WFR 2002/901, 1
V-N 2002/33.31 met annotatie van Redactie
JB 2002/200
NTFR 2002/894 met annotatie van Bureauredactie
Uitspraak 07‑06‑2002
Inhoudsindicatie
-
Partij(en)
Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 36.571
7 juni 2002
JV
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 25 augustus 2000, nr. 99/30225, betreffende na te melden aanslagen in de waterschapsomslag.
1. Aanslagen, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn zowel voor het jaar 1998 als voor het jaar 1999, telkenjare met een of meer aanslagen van een ander waterschap op één aanslagbiljet verenigde, aanslagen in de waterschapsomslag van het Wetterskip Marne-Middelsee opgelegd. Laatstbedoelde aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van het Hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken bij één geschrift in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak, waarmee het Hof kennelijk bedoelt de beide uitspraken waarvan beroep, ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van de Griffier van de Hoge Raad van 2 november 2001 is de secretaris-directeur van het Wetterskip Marne-Middelsee gevraagd om toezending van een afschrift van de kennisgevingen van de aanslagen opgelegd aan belanghebbende, alsmede van de Kostentoedelingsverordening, de Omslagverordening en de Omslagklassenverordening van het Wetterskip Marne-Middelsee, zoals deze verordeningen luidden in de onderhavige jaren. Voorts zijn inlichtingen gevraagd betreffende de publicatie van deze verordeningen. De secretaris-directeur heeft bij brieven van 30 november 2001 en 17 januari 2002 geantwoord.
3. Beoordeling van de klachten
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De besturen van het Waterschap Friesland (waarvan de naam in 1998 is gewijzigd in Wetterskip Fryslân) en het Wetterskip Marne-Middelsee zijn in 1997 een overeenkomst, genaamd "Samenwerkingsovereenkomst inzake het heffen en invorderen van de ingezetenenomslagen en de omslagen gebouwd en ongebouwd voor de waterkerings- en waterkwantiteitszorg" (hierna: de samenwerkingsovereenkomst), aangegaan. De besturen zijn daarbij - voorzover hier van belang - overeengekomen:
"1. met ingang van het heffingsjaar 1998 verzorgt Waterschap Friesland voor Wetterskip Marne-Middelsee het opleggen en het invorderen van de ingezetenen omslagen en de omslagen gebouwd en ongebouwd voor de waterkerings- en de waterkwantiteitszorg;
(...)
- 8.
Waterschap Friesland zorgt voor het afwikkelen van alle correspondentie (inclusief bezwaren) en het verstrekken van de gevraagde informatie de heffing en de invordering betreffende.
Kwesties van meer algemene of beleidsmatige aard m.b.t. de omslagen zullen, na inwinning van advies bij Wetterskip Marne-Middelsee, door Waterschap Friesland worden afgehandeld;"
3.2.
Belanghebbende heeft voor het Hof onder meer aangevoerd dat de onderwerpelijke aanslagen hem onbevoegdelijk zijn opgelegd. In 's Hofs uitspraak ligt de verwerping van die klacht besloten.
3.3.
De tegen dit oordeel gerichte klacht slaagt. Het Hof had op dit punt niet mogen beslissen zonder eerst vast te stellen welk orgaan of welke functionaris de onderhavige aanslagen heeft vastgesteld. Een zodanige vaststelling ontbreekt echter, zodat 's Hofs uitspraak op dit punt onvoldoende met redenen is omkleed.
Indien juist is dat, zoals belanghebbende voor het Hof heeft gesteld, de aanslagen zijn vastgesteld door het Hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân, heeft het volgende te gelden.
Ingevolge de Wet van 6 november 1997, Stb. 510 (Aanpassingswet derde tranche Awb I), was vanaf 1 januari 1998 het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee niet langer bevoegd tot het vaststellen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften. Die bevoegdheden komen sindsdien toe aan de daartoe aangewezen ambtenaar van het waterschap (artikel 123, lid 3, aanhef en letter b, van de Waterschapswet). Het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee kan sindsdien in het kader van de samenwerking met het Wetterskip Fryslân de bevoegdheid tot het vaststellen van aanslagen en het doen van uitspraak op bezwaarschriften wel overdragen, maar daartoe is vereist dat de dagelijkse besturen van beide waterschappen een ambtenaar of ambtenaren van het Wetterskip Fryslân aanwijzen als de ambtenaar als bedoeld in artikel 123, lid 3, letter b (artikel 124, lid 3, aanhef en letter a, van de Waterschapswet).
Uit 's Hofs uitspraak of de stukken van het geding, waaronder de samenwerkingsovereenkomst, blijkt niet van een aanwijzing door de dagelijkse besturen van beide waterschappen als zo-even bedoeld. De omstandigheid dat de samenwerkingsovereenkomst is aangegaan in overeenstemming met het bepaalde in artikel 124, lid 2, aanhef en letter a, van de Waterschapswet (tekst tot 1998), brengt niet mee dat het Hoofd van de afdeling heffingen van het Wetterskip Fryslân door een aanwijzing van enkel het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân ook als de ter zake van de waterschapsomslagen van het Wetterskip Marne-Middelsee bevoegde ambtenaar als bedoeld in artikel 123, lid 3, letter b, van de Waterschapswet kon gelden.
3.4.
Gelet op het onder 3.3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
Het verwijzingshof zal in de eerste plaats moeten onderzoeken door welk orgaan of welke functionaris de aanslagen in de waterschapsomslagen van het Wetterskip Marne-Middelsee zijn vastgesteld en of, en zo ja op grond waarvan, dat orgaan of deze functionaris daartoe bevoegd was. Indien het verwijzingshof tot het oordeel komt dat de aanslagen bevoegdelijk zijn opgelegd, zal het opnieuw dienen te beslissen over de andere geschilpunten. In dat verband zij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van heden, nummer 36570, in de zaak van dezelfde belanghebbende over de hem opgelegde aanslagen in de waterschapsomslag van het Wetterskip Marne-Middelsee over het jaar 1997.
4. Proceskosten
Het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ƒ 160 (€ 72,60), en
veroordeelt het dagelijks bestuur van het Wetterskip Fryslân in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst het Wetterskip Fryslân aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2002.