FED 1997/611
Geruisloze inbreng notarispraktijk. Onbegrijpelijk oordeel van hof over de waarde
HR 07-05-1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3198, m.nt. R.P.C. Cornelisse
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 1997
- Magistraten
Soest, van; Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van
- Zaaknummer
31 614
- Noot
R.P.C. Cornelisse
- LJN
AA3198
- JCDI
JCDI:ADS227084:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA3198, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑05‑1997
- Wetingang
Art. 18 Wet IB 1964
Essentie
Geruisloze inbreng notarispraktijk. Onbegrijpelijk oordeel van hof over de waarde
Samenvatting
Belanghebbende heeft in 1987 - naar de toestand per 1 januari 1986 - op de voet van art. 18 Wet IB 1964 zijn notarispraktijk in een BV ingebracht. Ter zake van deze inbreng stelde belanghebbende dat aan de goodwill een waarde van f 500 000 kon worden toegekend, doch de belastingdienst nam het standpunt in dat belanghebbende ten onrechte enig bedrag ter zake van goodwill in aanmerking heeft genomen. Bij deze inbreng is ten onrechte geen waarde toegekend aan het onderhanden werk. Bij onherroepelijke uitspraak van Hof Arnhem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.