FED 1989/690:In het kader van een opvolging richt een van de twee aandeelhouders een houdstermaatschappij op. De uittredende aandeelhouder verkoopt zijn aandeel aan de houdster, de ander brengt ze in tegen uitreiking. De inbreng moet als vervreemding in de zin van art. 39 Wet IB 1964 worden aangemerkt nu de aandelen van de houdster economisch een andere plaats in het vermogen innemen dan de aandelen van de werkmaatschappij.