HR, 12-08-2005, nr. 40 209
ECLI:NL:HR:2005:AU0877
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-08-2005
- Zaaknummer
40 209
- LJN
AU0877
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AU0877, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑08‑2005; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2003:AN9315
- Wetingang
art. 8:73 Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
NTFR 2005/1064 met annotatie van mr. C.J.M. van Hassel
Uitspraak 12‑08‑2005
Inhoudsindicatie
Vergoeding kosten rechtsbijstand in bezwaarfase.
Nr. 40.209
12 augustus 2005
RvS
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 september 2003, nr. BK-02/02343, betreffende na te melden beschikking inzake de regulerende energiebelasting.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft op de voet van artikel 36l, lid 11, van de Wet belastingen op milieugrondslag verzocht om teruggaaf van regulerende energiebelasting over het tijdvak 31 maart 1999 tot 5 maart 2000 tot een bedrag van ƒ 66, welk verzoek door de Inspecteur bij beschikking van 1 februari 2001 is afgewezen. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, en teruggaaf verleend van € 30 aan regulerende energiebelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase, zulks op de grond dat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting heeft verklaard dat aan belanghebbende ter zake van de bezwaarprocedure geen kosten in rekening zullen worden gebracht.
3.2. Aan de pleitnota van belanghebbende voor het Hof is aangehecht een brief van de gemachtigde van 11 april 2003 aan belanghebbende, welke onder meer het volgende inhoudt: 'Met de door ons ten behoeve van u in de bezwaarfase verrichte werkzaamheden is aan u een bedrag van € 7.823 exclusief BTW in rekening gebracht'. Gelet op deze brief behoefde het hiervoor onder 3.1 weergegeven oordeel van het Hof nadere motivering, welke evenwel ontbreekt.
3.3. Gelet op het vorenoverwogene is de klacht terecht aangevoerd. 's Hofs uitspraak kan in zoverre niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch slechts voorzover het betreft de beslissing op het verzoek om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 348, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, J.W. van den Berge en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2005.