FED 1999/539
Fiscale eenheid. Zestiende standaardvoorwaarde. Inbreng onderneming tegen boekwaarde. Sanctietermijn in casu drie jaar, omdat het ten goede komen uitsluitend plaatsvindt door de vervreemding van de aandelen in de dochtermaatschappij
HR 28-04-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2742, m.nt. X.G.R. Auerbach
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 april 1999
- Magistraten
Soest, van; Jansen, R.J.J.; Brunschot, van; Vliet, van; Hammerstein; Amersfoort, van
- Zaaknummer
31 958
- Noot
X.G.R. Auerbach
- LJN
AA2742
- JCDI
JCDI:ADS229406:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2742, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑04‑1999
- Wetingang
Art. 15 Wet Vpb. 1969
Essentie
Fiscale eenheid. Zestiende standaardvoorwaarde. Inbreng onderneming tegen boekwaarde. Sanctietermijn in casu drie jaar, omdat het ten goede komen uitsluitend plaatsvindt door de vervreemding van de aandelen in de dochtermaatschappij
Samenvatting
Belanghebbende richt op 27 mei 1986 D BV op, welke met ingang van die datum wordt gevoegd in een fiscale eenheid. Belanghebbende draagt als storting op de aandelen D BV haar onderneming over. Voor het bedrag waarmede de boekwaarde het nominale bedrag van het aandelenkapitaal overtreft, wordt belanghebbende gecrediteerd. De aldus ontstane schuld wordt door D BV nog in 1986 afgelost. Op 1 januari 1991 vervreemdt belanghebbende de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.