FED 1997/260
Het stakingsvereiste in de eerste volzin van art. 20, vijfde lid, Wet Vpb. 1969 is van toepassing voor de tweede volzin, hetgeen betekent dat ook voor werking van de tweede volzin sprake moet zijn van een materiële onderneming die is gestaakt.
HR 29-01-1997, ECLI:NL:PHR:1997:AA2091, m.nt. G.J.M.E. de Bont
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 januari 1997
- Magistraten
Linde, van der; Bellaart; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Meij; Soest, van
- Zaaknummer
31 847
- Noot
G.J.M.E. de Bont
- LJN
AA2091
- JCDI
JCDI:ADS226841:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA2091, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑1997
ECLI:NL:PHR:1997:AA2091, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑1997
- Wetingang
Art. 20, lid 5, Wet Vpb 1969
Essentie
Het stakingsvereiste in de eerste volzin van art. 20, vijfde lid, Wet Vpb. 1969 is van toepassing voor de tweede volzin, hetgeen betekent dat ook voor werking van de tweede volzin sprake moet zijn van een materiële onderneming die is gestaakt.
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag in de vennootschapsbelasting 1990.
VASTSTAAT:
2.1 Tot 11 juni 1992 was de naam van belanghebbende A BV. Van 27 mei 1982 tot 11 juni 1992 had belanghebbende als statutaire doelstelling:
a het beleggen van vermogen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend in effecten, onroerende goederen en hypothecaire schuldvorderingen.
b voorts: de belegging ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.