HR, 10-02-1999, nr. 33 653
ECLI:NL:HR:1999:AA2680
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-02-1999
- Zaaknummer
33 653
- LJN
AA2680
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA2680, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑02‑1999; (Cassatie)
- Wetingang
art. 36 Wet op de omzetbelasting 1968
- Vindplaatsen
BNB 1999/114 met annotatie van J.W. Zwemmer
BNB 1999/172 met annotatie van J. Hoogendoorn
WFR 1999/215, 2
WFR 1999/215
V-N 1999/18.25 met annotatie van Redactie
Uitspraak 10‑02‑1999
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juli 1997 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is over het tijdvak 1988 tot en met 1991 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 8.952,-- aan enkelvoudige belasting en f 2.004,-- aan verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd, met het besluit geen verdere kwijtschelding van de verhoging te verlenen. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 10 februari 1999 vastgesteld door de raadsheer Van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren Van Vliet en Hammerstein, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.