FED 1996/322
Belanghebbende is lid van een maatschap bestaande uit drie maten. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek geoordeeld dat er te weinig omzet is aangegeven, en heeft ter zake daarvan een winstcorrectie aangebracht in de aanslagen inkomstenbelasting van de drie maten afzonderlijk alsmede een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan de maatschap. Voor de motivering van de opgelegde correctie in de inkomstenbelastingprocedure(s) verwijst de inspecteur naar zijn vertoogschrift in de omzetbelastingprocedure, zonder dat het vertoogschrift in de omzetbelastingprocedure expliciet als bijlage bij het vertoogschrift inkomstenbelasting wordt gevoegd. De mondelinge behandeling van de procedures van zowel inkomstenbelasting als omzetbelasting vonden tijdens één zitting plaats. Het hof is van oordeel dat de inspecteur de correctie in de inkomstenbelasting niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt nu het hof van het vertoogschrift in de omzetbelastingprocedure niet heeft kunnen kennis nemen aangezien de inspecteur geen afschrift van dat vertoogschrift heeft meegezonden. De Hoge Raad casseert dit oordeel van het hof en stelt dat ofschoon als regel geldt dat indien een inspecteur in zijn vertoogschrift verwijst naar een vertoogschrift in een andere zaak, een afschrift van dat vertoogschrift behoort te worden overgelegd, het hof echter in dit specifieke geval wel van het vertoogschrift van de omzetbelasting kennis had kunnen en moeten nemen nu de vier zaken gezamenlijk tijdens één zitting zijn behandeld en de rechter niet eerder tegen de gang van zaken (het verwijzen naar stukken in andere zaken zonder dat extra afschriften worden overgelegd) bezwaar heeft gemaakt. Daarbij heeft de Hoge Raad in aanmerking genomen dat in belastingzaken geen regeling bestaat voor gevoegde behandeling van verwante zaken.
HR 03-01-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1867, m.nt. Y.E.J. Geradts
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 januari 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Bellaart; Moor, de; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van
- Zaaknummer
30 634
- Noot
Y.E.J. Geradts
- LJN
AA1867
- JCDI
JCDI:ADS225415:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1867, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑01‑1996
- Wetingang
Art. 8 Wet ARB
Essentie
Belanghebbende is lid van een maatschap bestaande uit drie maten. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek geoordeeld dat er te weinig omzet is aangegeven, en heeft ter zake daarvan een winstcorrectie aangebracht in de aanslagen inkomstenbelasting van de drie maten afzonderlijk alsmede een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan de maatschap. Voor de motivering van de opgelegde correctie in de inkomstenbelastingprocedure(s) verwijst de inspecteur naar zijn vertoogschrift in de omzetbelastingprocedure, zonder dat het vertoogschrift in de omzetbelastingprocedure expliciet als bijlage bij het vertoogschrift inkomstenbelasting wordt gevoegd. De mondelinge behandeling van de procedures van zowel inkomstenbelasting als omzetbelasting vonden tijdens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.