FED 1991/910
Doel en strekking van de objectieve vrijstelling zoals neergelegd in artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (de deelnemingsvrijstelling) dwingen tot compartimentering van voor en nadelen uit hoofde van een deelneming. Dat wil zeggen, los van de subjectieve verdeling van die voor en nadelen over de jaren volgens goed koopmansgebruik dient extracomptabel te worden bijgehouden in welke tijdvakken die voor en nadelen werkelijk zijn ontstaan. De vrijstelling is alleen van toepassing op voor en nadelen die zijn ontstaan gedurende de tijdvakken dat van een deelneming in de zin van artikel 13 voornoemd sprake is.
HR 19-06-1991, ECLI:NL:HR:1991:BH7859, m.nt. P.J.M. Bongaarts
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 juni 1991
- Magistraten
Jansen; Linde, Van Der; Baardman; Bellaart; Korthals Altes; Verburg
- Zaaknummer
26 102
- Noot
P.J.M. Bongaarts
- LJN
BH7859
- JCDI
JCDI:ADS208750:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1991:BH7859, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑06‑1991
ECLI:NL:PHR:1989:4, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑1989
- Wetingang
Art. 13 (oud) Wet Vpb. 1969
Essentie
Doel en strekking van de objectieve vrijstelling zoals neergelegd in artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (de deelnemingsvrijstelling) dwingen tot compartimentering van voor en nadelen uit hoofde van een deelneming. Dat wil zeggen, los van de subjectieve verdeling van die voor en nadelen over de jaren volgens goed koopmansgebruik dient extracomptabel te worden bijgehouden in welke tijdvakken die voor en nadelen werkelijk zijn ontstaan. De vrijstelling is alleen van toepassing op voor en nadelen die zijn ontstaan gedurende de tijdvakken dat van een deelneming in de zin van artikel 13 voornoemd sprake is.
Uitspraak
Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.