FED 1991/910:Doel en strekking van de objectieve vrijstelling zoals neergelegd in artikel 13 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (de deelnemingsvrijstelling) dwingen tot compartimentering van voor en nadelen uit hoofde van een deelneming. Dat wil zeggen, los van de subjectieve verdeling van die voor en nadelen over de jaren volgens goed koopmansgebruik dient extracomptabel te worden bijgehouden in welke tijdvakken die voor en nadelen werkelijk zijn ontstaan. De vrijstelling is alleen van toepassing op voor en nadelen die zijn ontstaan gedurende de tijdvakken dat van een deelneming in de zin van artikel 13 voornoemd sprake is.