FED 1992/911
De wetgever schendt gerechtvaardigde verwachtingen indien hij aanvragen voor bouwvergunningen in de legesheffing betrekt door een daarvoor geldende vrijstelling af te schaffen voordat zij zijn afgehandeld en ongeacht het tijdstip waarop aan het voornemen tot afschaffing bekendheid is gegeven. Bescherming tegen zo'n afschaffing verdienen aanvragers van wie de aanvragen zijn ingediend voordat het voornemen daartoe op behoorlijke wijze algemeen bekend is gemaakt.
HR 07-10-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5112, m.nt. W.J.N.M. Snoijink (legesverordening Beerta)
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
7 oktober 1992
- Magistraten
Stoffer; Mijnssen; Wildeboer; Urlings; Zuurmond
- Zaaknummer
26974
- Noot
W.J.N.M. Snoijink
- LJN
ZC5112
- Roepnaam
legesverordening Beerta
- JCDI
JCDI:ADS209849:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen van lagere overheden / Gemeentelijke belastingen
Belastingen van lagere overheden (V)
Milieubelastingen (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1992:ZC5112, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑10‑1992
- Wetingang
Essentie
De wetgever schendt gerechtvaardigde verwachtingen indien hij aanvragen voor bouwvergunningen in de legesheffing betrekt door een daarvoor geldende vrijstelling af te schaffen voordat zij zijn afgehandeld en ongeacht het tijdstip waarop aan het voornemen tot afschaffing bekendheid is gegeven. Bescherming tegen zo'n afschaffing verdienen aanvragers van wie de aanvragen zijn ingediend voordat het voornemen daartoe op behoorlijke wijze algemeen bekend is gemaakt.
Uitspraak
Het geschil betrof de verschuldigde leges bouwvergunning van de gemeente Beerta.
Aan belanghebbende is door B en W van de gemeente Beerta op 13 oktober 1987 een bouwvergunning verleend en op 15 oktober 1987 kennis ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.