HR, 22-03-1995, nr. 280

Documentgegevens:

HR 22-03-1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1557

Instantie: Hoge Raad
Datum: 22 maart 1995
Zaaknummer: 280
LJN: AA1557
Vakgebied(en): Onbekend (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Premieheffing (V)
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:1995:AA1557, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑03‑1995
Wetingang: Art. 6 Wet ARB; art. 6 CSV; art. 10 Wet LB 1964

Uitspraak

X BV betaalt aan haar bedrijfsleider een vaste onkostenvergoeding van f 300 per maand ter bestrijding van zijn beroepskosten.

In geschil is of het bestuur van de bedrijfsvereniging terecht stelt dat X BV onvoldoende aannemelijk maakt dat de gepresenteerde, door het bestuur tot f 200 bovenmatig geachte, vergoeding tot vergoeding van kosten strekt.

De Raad van Beroep stelt het bestuur in het gelijk.

De CRvB stelt X BV in het gelijk.

Op het beroep in cassatie van het bestuur overweegt de Hoge Raad: De uitspraak van de CRvB is verzonden op 17 januari 1992. De beroepstermijn eindigde op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.