FED 2005/114
Voordeel uit hoofde van joint-ventureovereenkomst is geen voordeel uit deelneming
HR 23-09-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3175, m.nt. W.C.M. Martens
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 september 2005
- Magistraten
Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van; Bavinck
- Zaaknummer
41 432
- Noot
W.C.M. Martens
- LJN
AU3175
- JCDI
JCDI:ADS235083:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AU3175, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑09‑2005
- Wetingang
Art. 13 Wet VPB 1969
Essentie
Voordeel uit hoofde van joint-ventureovereenkomst is geen voordeel uit deelneming
Uitspraak
Het geschil betrof de aanslag vennootschapsbelasting 1998.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3 Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende vormt een fiscale eenheid met haar dochtermaatschappij C BV (hierna: C). C is met D BV (hierna: D) een joint-venture overeengekomen om tot een duurzame samenwerking te komen. C en D hebben in dat kader een gezamenlijke dochtermaatschappij, E BV, opgericht. Bij de joint-venture zijn C en D onder meer overeengekomen dat D, indien E ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.