FED 1997/24
Belanghebbende (schipper) nam in verband met de eis dat de bemanning van zijn schip uit minstens twee personen bestaat, regelmatig voor korte tijd tegen betaling 'meevaarders' aan boord. Hij stelt dat deze a slechts incidenteel aan boord werden genomen, b dan slechts voor zeer korte tijd (maximaal enkele uren) meevoeren en c geen arbeid verrichtten, omdat het uitsluitend om hun aanwezigheid ging. Hoge Raad: met name dit laatste laat geen andere conclusie toe dan dat er geen sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer zich immers verbindt tot het verrichten van arbeid. In deze omstandigheden ligt ook geen voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende gezagsverhouding besloten. Het hof heeft ten onrechte nagelaten deze stellingen te onderzoeken.
HR 20-11-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1785, m.nt. J. van de Merwe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 november 1996
- Magistraten
Stoffer; Urlings; Zuurmond; Fleers; Pos
- Zaaknummer
31 018
- Noot
J. van de Merwe
- LJN
AA1785
- JCDI
JCDI:ADS226829:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Loonbelasting / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA1785, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑11‑1996
- Wetingang
Art. 7A:1637a BW; art. 2 Wet LB 1964
Essentie
Belanghebbende (schipper) nam in verband met de eis dat de bemanning van zijn schip uit minstens twee personen bestaat, regelmatig voor korte tijd tegen betaling 'meevaarders' aan boord. Hij stelt dat deze a slechts incidenteel aan boord werden genomen, b dan slechts voor zeer korte tijd (maximaal enkele uren) meevoeren en c geen arbeid verrichtten, omdat het uitsluitend om hun aanwezigheid ging. Hoge Raad: met name dit laatste laat geen andere conclusie toe dan dat er geen sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer zich immers verbindt tot het verrichten van arbeid. In deze omstandigheden ligt ook ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.