HR, 24-04-2009, nr. 43548
ECLI:NL:HR:2009:BI1977, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-04-2009
- Zaaknummer
43548
- LJN
BI1977
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI1977, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑04‑2009; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHLEE:2006:AY5849, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Wetingang
art. 88 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
- Vindplaatsen
Belastingadvies 2009/11.2
V-N 2009/20.10 met annotatie van Redactie
Vp-bulletin 2009, 33 met annotatie van Redactie
JBPr 2009/38
Uitspraak 24‑04‑2009
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting; goede procesorde; belanghebbende, onderweg naar de zitting, meldt telefonisch niet tijdig ter zitting te kunnen verschijnen. Hof moet blijk geven van belangenafweging als het de zitting in afwezigheid van belanghebbende laat plaatsvinden.
nr. 43.548
24 april 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 4 augustus 2006, nr. BK 129/05, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
De Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 05/396) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het door belanghebbende bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Het vierde middel betoogt dat belanghebbende door het Hof in zijn processuele positie is geschaad. Het voert daartoe aan dat belanghebbende en zijn gemachtigde wegens een ongebruikelijke file door een luchtmachtshow niet tijdig op de zitting aanwezig konden zijn en dat zij telefonisch bij de griffie van het Hof om uitstel van het onderzoek ter zitting in de zaak hadden verzocht. Het onderzoek ter zitting is desalniettemin op het aangekondigde tijdstip aangevangen, en gesloten voordat belanghebbende arriveerde. Belanghebbende heeft daardoor, aldus het middel, niet de mogelijkheid gehad zich uit te laten over een voor het eerst ter zitting van het Hof door de Inspecteur gestelde omstandigheid die het Hof geloofwaardig heeft geoordeeld en waarop 's Hofs beslissing berust.
3.2. Uit 's Hofs uitspraak en uit het proces-verbaal van hetgeen op de zitting van 16 juni 2006 is voorgevallen, blijkt dat belanghebbende vóór de aanvang van het onderzoek ter zitting het Hof telefonisch heeft bericht dat hij en zijn gemachtigde wegens fileproblemen niet op het voor het onderzoek in de zaak voorziene uur ter zitting zouden kunnen verschijnen. Uit 's Hofs uitspraak of het proces-verbaal van hetgeen ter zitting is voorgevallen blijkt niet dat belanghebbende bij die gelegenheid ermee heeft ingestemd dat het onderzoek ter zitting in zijn afwezigheid doorgang zou vinden. Onder deze omstandigheden diende het Hof ervan uit te gaan dat belanghebbende bij het onderzoek in de zaak aanwezig wilde zijn en vervolgens een afweging te maken van het belang van de zich onderweg bevindende partij persoonlijk bij het onderzoek aanwezig te zijn en de redenen waarom hij verlaat is, tegenover het algemeen belang van een doelmatige procesgang. Nu uit de uitspraak van het Hof van een dergelijke belangenafweging niet blijkt, is het vierde middel in zoverre gegrond.
3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De middelen behoeven voor het overige geen behandeling.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 105, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2009.