FED 2000/213
HR, 26-04-2000, nr. 33 799
HR 26-04-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5617
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 april 2000
- Zaaknummer
33 799
- LJN
AA5617
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Internationaal belastingrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Inkomstenbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Premieheffing (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA5617, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑04‑2000
- Wetingang
Gelijkheidsbeginsel; art. 9, eerste lid, EVRM; art. 46, eerste lid, onderdeel a en b, en tweede lid, Wet IB 1964; art. 18, eerste lid, en 26 IVBPR; art. 10 Uitv.reg. IB 1990; art. 20 en 21 Wet financiering volksverzekeringen
Uitspraak
Gemoedsbezwaren tegen premievervangende inkomsten- en loonbelasting. Gemoedsbezwaren leveren geen grond op voor een additionele buitengewonelastenaftrek. Gelijkheidsbeginsel.
In geschil is of belanghebbende, X, met een beroep op zijn geloofsovertuiging het betalen van premievervangende belasting kan voorkomen, danwel een additionele buitengewonelastenaftrek in aanmerking kan nemen.
Op het beroep in cassatie van X overweegt de Hoge Raad: Hoewel de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst te beschermen, in art. 9, eerste lid, EVRM, en art. 18 , eerste lid, IVBPR ruim wordt omschreven, vloeit daaruit niet voort dat het eenieder zou vrijstaan zich aan wettelijke voorschriften te onttrekken, ook indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.