BNB 2000/143
Geldboete, mede betrekking hebbend op in 1990 begane delicten
HR 13-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2928, m.nt. R.J. de Vries
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 oktober 1999
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Brunschot, van; Hammerstein; Amersfoort, van; Lourens
- Zaaknummer
34 771
- Noot
R.J. de Vries
- LJN
AA2928
- JCDI
JCDI:ADS888143:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:AA2928, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑10‑1999
- Wetingang
Art. 8a, eerste lid, onderdeel c, en art. 9 Wet IB 1964, gelijkheidsbeginsel
Essentie
Geldboete, mede betrekking hebbend op in 1990 begane delicten
Samenvatting
Belanghebbende, die een onderneming drijft, is in 1993 veroordeeld tot betaling van een geldboete voor in 1990 en 1991 bij de bedrijfsuitoefening begane strafbare feiten.
HR: Het oordeel van het Hof dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat ultimo 1990 een behoorlijke kans aanwezig was dat uit het plegen van de feiten een verplichting tot betaling van een geldboete zou voortvloeien, is feitelijk en niet onbegrijpelijk. Van een fout in de zin van de foutenleer die in 1991 zou moeten worden hersteld kan derhalve geen sprake zijn. Het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.