HR, 20-03-2009, nr. 42 232
ECLI:NL:HR:2009:BH6420
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-03-2009
- Zaaknummer
42 232
- LJN
BH6420
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BH6420, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑03‑2009; (Cassatie)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2009/573 met annotatie van J.P. Kruimel
V-N 2009/15.7 met annotatie van Redactie
NTFR 2009/668 met annotatie van MR. E. THOMAS
Uitspraak 20‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Wet WOZ, art. 8:42 Awb
nr. 42.232
20 maart 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 juli 2005, nr. 02/02765, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij beschikking is de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Landgraaf (hierna: de heffingsambtenaar) bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. De waarde van belanghebbendes onroerende zaak is bij beschikking vastgesteld op ƒ 230.000. In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende zich beroepen op een daarbij gevoegd taxatierapport van 2 februari 1999, opgesteld door C, waarin de onroerende zaak is gewaardeerd op ƒ 208.500. In de uitspraak op bezwaar wordt ingegaan op het "aangevoerde" taxatierapport. In het verweerschrift voor het Hof wordt ingegaan op het "door belanghebbende overgelegde taxatierapport". In het verweerschrift in cassatie staat vermeld dat "bij de besluitvorming op het bezwaarschrift rekening is gehouden met dit door reclamant overgelegde stuk".
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat, aangezien het taxatierapport niet door belanghebbende aan het Hof is overgelegd, het Hof over de bewijskracht hiervan geen oordeel kan geven. Tegen dit oordeel richt zich de klacht.
3.3. De onder 3.1 weergegeven feiten laten geen andere conclusie toe dan dat het taxatierapport van belang is geweest voor de besluitvorming over het bezwaarschrift. Het is derhalve een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (vgl. HR 25 april 2008, nr. 43791, BNB 2008/162). De heffingsambtenaar had het daarom aan het Hof moeten zenden. Het Hof heeft dit miskend.
3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de gemeente Landgraaf aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.J.J. van Maanen als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.