BNB 2008/162
Op het geding betrekking hebbende stukken. Rechter mag niet oordelen dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in art. 8:29 Awb die zich verzetten tegen kennisneming door de belanghebbende, zonder zelf te hebben kennisgenomen van de bewuste passages. Nadere uitleg uitzondering misbruik van procesrecht
HR 25-04-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BB5868, m.nt. P.G.H. Albert (Duitse bankrekening)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 april 2008
- Magistraten
Berge, van den; Monné; Maanen, van; Tijnagel; Heisterkamp
- Zaaknummer
43791
- Conclusie
A-G mr. Wattel
- Noot
P.G.H. Albert
- LJN
BB5868
- Roepnaam
Duitse bankrekening
- JCDI
JCDI:ADS170793:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2008:BB5868, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑04‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BB5868, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 25‑04‑2008
- Wetingang
Essentie
Op het geding betrekking hebbende stukken. Rechter mag niet oordelen dat sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in art. 8:29 Awb die zich verzetten tegen kennisneming door de belanghebbende, zonder zelf te hebben kennisgenomen van de bewuste passages. Nadere uitleg uitzondering misbruik van procesrecht
Samenvatting
De Inspecteur verdenkt belanghebbende van het verzwijgen van saldo en rente op een rekening bij de Dresdner bank in Duitsland. Hij heeft hem onder meer een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1991 opgelegd, met een verhoging van (na gedeeltelijke kwijtschelding) 75%.
In het geding voor het Hof heeft de Inspecteur, hoewel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.