BNB 1997/6
Nog niet onherroepelijk vaststaande verhoging; invordering en heffing van invorderingsrente
HR 09-10-1996, ECLI:NL:HR:1996:AA2050, m.nt. M.W.C. Feteris
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
9 oktober 1996
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Putt-Lauwers, van der; Brunschot, van
- Zaaknummer
31 346
- Noot
M.W.C. Feteris
- LJN
AA2050
- JCDI
JCDI:ADS887603:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AA2050, Uitspraak, Hoge Raad, 09‑10‑1996
- Wetingang
Art. 6, tweede lid, EVRM; art. 28, eerste lid, Invorderingswet 1990
Essentie
Nog niet onherroepelijk vaststaande verhoging; invordering en heffing van invorderingsrente
Samenvatting
Het opleggen en de invordering van een verhoging worden niet getoetst aan de regels en/of beginselen van het nationale strafrecht. Art. 6 EVRM laat toe dat een niet onherroepelijk vaststaande verhoging wordt ingevorderd; de in art. 6, tweede lid, EVRM neergelegde onschuldspresumptie gaat niet zover dat invordering niet mogelijk is. Het EVRM verhindert niet het belopen van invorderingsrente gedurende de periode dat de verhoging nog niet onherroepelijk vaststaat.
Uitspraak
ARREST
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.